ABDIJSIROOP ONS ZEELAND miiimwimiiiiimmmmmmimmmiimmuiiiiiiHimuumltm Bronchitis KINDERPOËZIE IN DE VORIGE EEUW 4 v/mm/m/mimimirnmiVoor de Orstwmvmmm minder in verrukking bracht. „Onze weg leidde ons door rijk gezegende velden. Koren, gerst, aardappelen, meekrap verkondigden een rijkdom, die ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Mooier bloemkool, vast, wit en groot, vindt men nergens. Het ooft, waarvan dit land overvloed heeft, is sappig en zacht. Maar hoe is het mogelijk, zal men vragen, dat in een land, dat zoo blootgesteld is aan wind en storm, de vruchten niet al afgeschud worden, vóór ze rijp zijn Daarvoor is hier gezorgd. Men omgeeft de boomgaarden met een dichten haag van loofhout. Hooge, dichtbebladerde ol men, esschen, wi'gen, populieren en elzen vormen muren, die de vruchtenboomen voldoende beschutten." Het vele geboomte in Zeeland viel Dethmar op, vooral in vergelijking met Noordholland en Friesland, en hij liet zich door zijn begeleider uitleggen, wat hiervan de oorzaak was. De van nature vette akkers werden met olmen beplant, op 'n afstand van ongeveer veertig schreden van elkaar. Daar- tusschen werd de grond geploegd en bezaaid met de gewone veldvruchten. In weinig jaren schoten de boomen zoo hoog op, dat ze door hun schaduw den groei van 't koren of de veldvruchten schade deden. Dan werd het land tot weiland gemaakt, totdat men het geheel aan het geboomte overliet, dat weldra een dicht bosch vormde. Na veertig of vijftig jaar bracht een boom dertig gulden op men velde ze dan, en verkocht ze aan de scheepstimmerwerven. Elke akker bracht op deze wijze een meervoudigen oogst op. Het trof Dethmar, dat in tegenstelling met den landbouw, de veeteelt in Zeeland van weinig belang was. In heel het gewest telde men slechts 40.000 stuks rundvee, 20.000 paar den en evenzooveel schapen. De vette kleibodem gaf werk en voedsel in overvloed waarom zou men zich dan op de zoo veel meer riskante veeteelt toeleggen? Alleen voor hui selijk gebruik hield men rundvee kaas werd hier in het geheel niet gemaakt. De dorpen, waardoor zijn weg voerde, vond Dethmar niet zoo mooi als die van Holland en Gelderland, maar toch veel netter dan die hij op Schouwen had gezien. Ook de wakkere bevolking wekte zijn sympathie. De vrouwen die ik op het land heb gezien, zijn mooi, 's Zondags rijk gekleed, en zoo ijdel, dat ze, om haar taille niet te bederven, haar kinderen maar zes tot acht weken voeden en ze dan verder met pap groot brengen, waardoor klieren, wormen en andere kwalen ontstaan. Wie zou wel deze afwijking van de natuur in Zeeland gezocht hebben, dat toch toegesloten blijft voor den invloed van de groote steden en het buitenland? Zelfs in Frankrijk kent men op het platteland deze abnormaliteit niet de steden zenden hun kinderen naar het land, om ze overeenkomstig de natuur een heel jaar lang te laten zoogen, en zelf niet in hun bezigheden gehinderd te worden. Aan een landhuis stegen we af. Ik werd, door mijn bege leider geïntroduceerd, op het allerhartelijkst en gastvrijst ontvangen. Het huis, dat maar uit één verdieping bestaat, is licht en vriendelijk, en dient alleen voor zomerverblijf. Hoewel ik thuis nooit een tweede ontbijt neem en zelden rook, was beide me hier toch zeer welkom zelfs was me •een glas madera, dat men, met genever, na de koffie aan biedt, niet te veel. In mijn gewone leven zou ik daarop hoofdpijn krijgen, hier monterde het me op. „Ziet u," zei men mij, „dezen trek wekt de Zeeuwsche lucht op. Zonder sterke dranken zou u hier niet lang leven, en matigheids- vereenigingen zouden in ons land zeker geen succes hebben. „Ik geloof het ook, antwoordde ik, „en ik heb het zoo juist bewezen, dat men in uw land geen maat houdt De komst van een bediende, die aankondigde dat het rijtuig ingespan nen was, maakte een einde aan dit gesprek, en Dethmar reed, beurtelings over klei-, steen- en klinkerwegen, naar Goes terug, zonder ergens tol te moeten betalen op Zuid- Beveland moest n.l. elke grondbezitter den weg, zoo ver die langs zijn eigendommen liep, zelf onderhouden. Na tuurlijk had dit tengevolge, dat men de welonderhouden wegen, die Dethmar elders in Nederland aangetroffen had, hier niet vond. Overigens was hij over Zuid-Beveland best te spreken. „Een der gezeger.dste landen van de aarde", noemt hij het, „voor den handel gunstig gelegen, gescheiden van lastige naburen, rijk aan de beste veld-, boom- en tuinvruchten, en door de aanplanting van olmen, esschen, linden en beu ken een lustoord, dat tegen brandende zon en ruwe winden bescherming biedt, en den grondbezitter een dubbele op brengst van zijn land verschaft. Slechts met één vijand, een geweldigen en onweerstaanbaren, heeft het te kampen, en deze is het water. Trekt dit met al'e kracht tegen het land te velde, wie kan dan weerstand bieden? Tusschen de Ooster- en Westerschelde ingesloten, is het met groote wel doeners, maar ook met even zoo groote vijanden omgeven zij nemen en geven naar believen, en hebben het in het jaar 1572 een groot deel van zijn schoone land geroofd, waarvan de plaats onder den naam Verdronken Zuid-Beveland be kend is." Uit de zee is Zeeland opgerezen mag men dus het water verwijten, dat het zijn vorig bezit weer zoekt te bemachtigen? Op deze meening grondde Napoleon ook zijn aanspraken op Zeeland, dat volgers hem immers niet anders was dan aanslibsel van Frankrijk's rivieren een conclusie die minstens aanvechtbaar is, en een opvatting die, wilde men haar laten gelden, tot wonderlijke consequenties zou leiden. Wordt vervolgd). door LEO VAN BREEN. In de 18e eeuw breekt het rationalisme als hoofd stroom van de verschillende bewegingen op geestelijk en maatschappelijk gebied los, en verovert zich een blijvende plaats. De nieuwe tijdgeest oefent vanzelfsprekend ook zijn invloed uit op het onderwijs. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, in 1784 opgericht, bevordert de verbe tering hiervan, vooral door het uitschrijven van prijsvra gen, Het behoud van 't Christendom als leidend beginsel werd eerst bij de Schoolwet van 1861 vastgesteld. Maar reeds toen zag men het noodzakelijke van verbe tering en reorganisatie. Het buitenland, John Locke, Rousseau, Basedou waren hier voorgegaan. Een andere opvoeding, die zich vooral richtte op een vrije vorming van den geest, werd gepropageerd. Na tuurlijk vonden de nieuwe ideeën een weerslag in de poëzie van dien tijd. In 1778 verschenen de beroemde „Gedigten voor Kin deren", van v. Alphen. Ik geloof dat ook in onzen tijd iedereen daar nog wel iets van kent. Pro memorie Jantje zag eens pruimen hangen, O als eieren zoo groot. 't Scheen dat Jantje wou gaan plukken, Schoon zijn vader 't hem verbood. Dat was dan wel een der aardigste. Maar de meeste zijn verschrikkelijk. Nuttige lessen, dat was hier het lei dend motief. Daarom worden deze dingen ook akelig van

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 4