Kortgene Boven: Bij den aanlegsteiger te Kortgene; links beneden: een mooie wintersche kiek nabij het dorp; rechts: de veldwachter van Kortgene dienst doende op de gladde ijzers. onnatuurlijkheid. Er is geen een zusje dat tegen haar broertje zal zeggen Geen geld bekore ons jong gemoed, maar heiligheid en deugd. De wijsheid is het noodigst goed het sieraad van de jeugd. Deze „poëzie" is later door de genadelooze spot van de Genestet in het vergeetboek geraakt. Toch hebben ze, in het kader van den tijd gezien, zeker waarde en beteekenen een groote stap voorwaarts op het gebied der paedagogiek. Voor onzen tijd zijn ze niet meer van belang. Het valt echter te verwonderen, dat zelfs na den tijd dat de Gene stet deze liedjes stuksloeg met zijn spot, er in Zeeland in dit genre lustig werd voortgedicht. Het waren twee Zeeuwsche dichteressen, die zich vooral met kinderpoëzie bezig hielden. In de eerste plaats was het dan Petronella Moens, meer bekend door haar verzen in den Zeeuwschen Volksalmanak. En dan Antje Ball. Dat was een dochter van den onderwijzer te Zoutelande. Ze was blind en moest door schrijven in haar onderhoud en dat van haar moeder voorzien. Ons oordeel moge dan ook zacht zijn. Of liever, laten wij geen oordeel vellen. Deze liedjes zijn geheel en al in het genre van v. Alphen. Eentje, van Antje Ball, moge volgen De Onschuld. Het lieve kind, dat de onschuld mint, kan men gelukkig noemen, het schuldloos hart slaat steeds gerust en kan in smart, zijn grooten Schepper roemen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 5