ONS ZEELAND DE GEVREESDE OUDEJAARSAVOND. Alice Terwisga zag erg tegen de jaarwisseling op. Verleden jaar zou ze zoo iets niet voor mogelijk ge houden hebben, maar in het afgeloopen jaar had ze haar vader verloren, van wien ze ontzaglijk veel ge- houden had. Haar moeder was al veel eerder gestor ven en ze had jarenlang met haar vader in vrede en innige harmonie samengeleefd. Zij had het ouderlijk huis moeten verlaten en was bij haar statige, deftige, koele tante Agatha komen inwonen. Maar al was tante Agatha ook de liefste tante ter wereld ge weest, Alice zou haar nog niet hebben kunnen verdra gen. Het jonge meisje had de deur van haar hart ge- sloten en geen troost of liefde kon haar helpen. Zij werd geheel door haar verdriet beheerscht en als ze geen viool speelde, sleet ze haar dagen doelloos en treurend. Haar viool was haar eenige troost. Alice speelde heel mooi. Haar vader met zijn echte kunste naarsnatuur, had haar als klein meisje al leeren viool spelen en alleen als ze haar wild verlangen naar haar vaders stem, naar zijn oogen en zijn handen in de sna ren kon laten trillen, werd haar hart wat lichter. Dan leek het of hij bij haar was en met haar sprak. De herinnering aan gelukkiger tijden maakte dat ze zoo erg tegen „oud-en-nieuw", dat in haar ouderlijk huis altijd met plechtigen ernst was gevierd, opzag. Zij dacht maar steeds over die tegenstelling, totdat tante Agatha, die het witte gezichtje iedere week smal ler zag worden, ongerust werd. Alice wilde ook nooit in de kamer blijven als haar tante bezoek kreeg. Als zij vreemde voetstappen hoor de of een rijtuig of auto voor de deur hoorde aanro1- len, vloog ze naar haar kamer, waar zij wrokkend naar het vroolijke gepraat, dat van ver klonk, luisterde en zich afvroeg hoe iemand vroolijk en gelukkig kon zijn op deze troostelooze wereld. Maar eens op een dag kon ze niet bijtijds vluchten. Het was de dag voor oudejaar en ze had haar viool mee naar beneden genomen om een nieuwe snaar op te zetten. Ze was zoo in haar werk verdiept, dat ze niet de voetstappen van den ouden dokter hoorde en toen zij opkeek stond hij al in de kamer. Alice legde vlug de viool terzijde, maar wegkomen kon ze niet meer. Zij was gedwongen den dokter te begroeten en te blijven zitten, terwijl hij met haar tante praatte. De dokter was gekomen om hun alvast een „zalig uiteinde en een gelukkig begin te wenschen maar onwillekeurig bleef deze wensch in zijn keel steken toen hij naar het zielige meiske in haar zwarte jurk keek, die daar, met de handen in haar schoot en met zulke innig-bedroefde oogen zat. Maar even voor hij wegging, vergat hij Alice een oogenblik. Hij sprak met tanta Agatha over het blindeninstituut, waarvan hij voorzitter was. Ik weet niet wat ik doen moet, zei de dokter. Mijn jonge vriend, Dr. van der Wijck, de directeur van het instituut, heeft mij gevraagd hem te willen helpen om zijn patiëten een prettigen oudejaarsavond te bezorgen, Maar ik kan niemand vinden om te zin gen of muziek te maken. Mijn nichtje Alice, begon tante Agatha, zonder er bij te denken, speelt uitstekend viool. De dokter was verrukt. Maar toen hij zich naar het meisje toewendde, was hij stom-verbaasd. Alice was opgestaan, de viool onder haar arm geklemd. Zij was vuurrood geworden en haar oogen stonden vol tranen. O, nee, riep zij boos en gekrenkt. O, tante Agatha, hoe kan ik nu voor vreemden spelen dezen oudejaarsavond nog wel Hoe kunt u dat nu zeggen. Zij vloog de kamer uit. De dokter bleef nog even en juist toen hij wilde weggaan, gebeurde er iets wat hem ten hoogste ver- ^Alice verscheen in de deur. Haar opgewonden kleur was verdwenen en zij vocht dapper met haar tranen. Ik zal morgenavond voor de blinden spelen, dok ter, zei ze, terwijl ze haar groote oogen peinzend op hem richtte. Ik zal voor ze spelen zoo goed als ik het maar kan. De dokter dankte haar vriendelijk. Hij was ontroerd, evenals tante Agatha. Maar deze was nog meer ver baasd dan hij. Zij kon niet begrijpen waarom Alice zoo ineens van gedachten was veranderd. En toch was dat eenvoudig genoeg. Alice was naar haar kamer gehold en had zich op haar bed laten vallen, haar wang tegen haar viool als om troost te zoeken. En terwijl ze zoo lag, herinnerde ze zich hoe ze er eens bij was geweest, dat haar vader een dergelijke invitatie kreeg. Dat was voor een Kerstconcert in een toevluchtsoord voor onbehuisden geweest en ze had gemopperd, dat vader nu een groot deel van den heerlijken Kerstavond van huis zou zijn. En 'hij had haar gekalmeerd, op zijn ernstige, lieve manier Alice, mijn meisje, de eenige manier om de ta lenten, die je geschonken zijn, zuiver en heilig te hou den is, om ze zoo dikwijls als mogelijk is, tot vreugde van anderen te gebruiken, vooral van menschen, die ongelukkig en eenzaam zijn. De herinnering aan deze woorden had als een won der gewerkt en een ommekeer in haar teweeg gebracht. Alice voelde dat ze in den geest van haar lieven vader zou handelen door aan het verzoek van den dokter te voldoen. Ze had er geen spijt van, hoewel het verlegen meisje nu dubbel tegen den Oudejaarsavond opzag. De uren gingen traag voorbij het duurde lang voordat het oogenblik gekomen was dat ze in een lange zaal op een kleine verhevenheid stond. Het warme electrische licht zette de ïetwat-kale ruimte in feestelijken gloed. Ze liet haar blik £aan_ over het publiek, de mannen en vrouwen met de doode oo^en. En toen van den vleugel, waaraan de jonge Dr. van der Wijck had plaats genomen, de eerste accoor- den parelden, zette zij de viool aan haar kin de strijkstok, krachtig en soepel door haar fijne, lenige hand bestuurd, gleed over de snaren en de stralende aanvangsmaten van Beethoven s F-Dur Romance blon ken op. Weldra was Alice verloren in haar spel vluch tig, maar toch duidelijk zag ze de zielevreugde op de glanslooze blindengezichten. En toen ze dan aan het slot van haar voordrachten een vioolbewerking van het traditioneele oudejaars- dezang „Uren, dagen, maanden, jaren" plechtig door de zaal liet ruischen, welde ook in haar-zelf dat heer lijke eeuwigheidsbesef op, dat het bewustzijn in haar versterkte, dat de band tusschen haar en haar over leden vader niet verbroken was en dat wat ter wereld ook mocht vergaan, de liefde van alle dingen het blij vende is, zooals die ook het grootste en mooiste in zijn leven was geweesten in het hare moest worden. Toen op den volgenden oudejaarsavond Alice van der Wijck, het jonge doktersvrouwtje, in haar eigen warm-gezellige huis met haar man in den ros-gouden schemer van haardvuur en kaarslicht zat en naar de wijzers van de klok keek, die zich naar middernacht spoedden, zei ze lachend tegen haar man, dat het dom van haar was geweest om zóó tegen den oude jaarsavond van het vorige jaar op te zien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 20