Hoe men
ëldèr^acnt!
1'9T AT «OS?(
Ontwerper van eigengemaakte auto „Ik merk, dat ik
één ding vergeten heb."
Passagier „Wat dan?"
Ontwerper „De remmen." (London Opinion).
Kleine jongen „Waarom moet ik eigenlijk mijn handen was-
schen vóór ik naar school ga, moeder? Ik ben niet iemand d1'"?
ze dadelijk in de hoogte steekt
„Boer „Dat loopt op een ongeluk uit.
Haar man „Dat denk ik ook Ben je erg aan je stier g
hecht (Judge-New-York).
Koetsier (tot pension-gast, die aanmerkingen maakt op de
vracht) „Best, je zult gelijk hebben maar als je terugkomt,
zul je moeten wandelen. Ik ben de eenige schakel tusschen het
station en deze streek en als je me weer noodig hebt, ben
ik de ontbrekende schakel, weet je?"
Wim (tot kleinen negerjongen) „Jij bent een geluksvogel
zeg - niemand kan het zien, als jij den achterkant van je ooren
niet wascht
T
„Gunst nog toe, ik woon al zestig jaar in deze stad en ik
heb nooit geweten, dat die klok op die manier opgewondea
werd