I ■1 - M u o M 1 B Het Speciaal Machinefabriek „Venco", Utrecht SVEDHAUEISIVOOET. DE JEUGDJ ONS ZEELAND 31 J. F. WOLSKY Lange Delft I 18 - Middelburg m bSHh. jh %m* - - If B. J. BIJLEVELD, Segeerstr. H104, Middelburg lig oogen en hijgenden mond, trillend van strijdlust. Ze bereikt den muur en tuurt in de zwarte woeling daarachter het dreigend geweld, dat bulderend aanstormt en gebroken wordt door den beschermenden strandmuur. Een regen van koude, zilte droppels striemt haar gezicht en in haar ooren bromt de machtige stormzeedreuning. Ze klemt haar handen ineen en de razende wind, vochtig van meegesleurde water droppels joelt over haar heen. Ook in haar raast hij, alles in haar wordt woeling en beroering, golvend als de opge zweepte zee en ze verlangt met pijndoende hevigheid naar ruimte en storm, naar 't geluid van de branding, naar fèl leven. Leven? Wat is leven. Leef ik? Alles is hetzelfde altijd hetzelfde, eiken dag, eiken nacht ik ben acht en dertig en tien jaar getrouwd met Her en nog nooit heeft de storm in ons beider hart gegrepen. Wat is vervoering? Als Her met zijn kranten ritselt en de lamp rustig brandt en ik maak een wollen jasje voor Athe's baby, dan is ons leven zoo vlak en glad, zoo rimpelloos glad maar zóó eng, dat je ziel bang is zich te bewegen in z'n nauw kooitje. „Aardig, die twee Esje en Her altijd zoo ééns, zoo lief voor mekaar gezellige sfeer in hun huis." Dat zeggen de menschen. Ze weten niets menschen weten nóóit iets. van mekaar. Hier is Esther bij de trap naar 't strand. Ze zwoegt naar beneden, de wind grijpt haar in de hijgende borst en ze moet haar oogen half toeknijpen voor het warrelende scherpe zand. Nu is ze vlak bij het water, het grauwe, sombere, woe lende, döfbulderende water. Er komt een hóóge golf hij tuimelt cm en om en nadert, nadert je hart bonst van heerlijk-angstige opwinding. dan kwakt hij neer op het strand en het fijne zand verspoelt. Overal trillen flarden vuil wit schuim. En dan komt een tweede een derde en je voelt telkens even een huiverende verrukking. Strijd is de storm maar strijd is soms geluk Vervoering is de storm, maar vervoering is heerlijkheid Thuis in het rustige badhotel zit Her en leest en tipt de asch van z'n sigaar straks komt Marius bij hem zitten en dan praten ze met gewichtigen ernst over Dolitiek en overtuigingen en principes. Zelfs hier, weggevlucht uit zijn dagelijkschen werkkring in een reeks van blije vacantiedagen bij zon en wind en spelende golven, had Her zich niet kunnen, niet willen loswringen uit den sleur van zijn leven. Hij was ge lukkig schijnbaar in dien sleur in die vale eentonigheid van zijn éénkleurig bestaan, waarin de dagen zich samen vlochten tot 'n langen, grauwen keten, méévlechtend haar jeugd en haar droomen nooit verwezenlijkt. Het was zoo gemakkelijk, zoo zorgeloos, haar leven met Her, maar zoo eenzaam en zoo wanhopig gelijkmatig Want de stormen ontbraken die schudden haar nooit uit de verdooving scheurden voor haar nooit meer de onmetelijke ruimten open. Vroeger in 't begin van hun huwelijk had ze vaak geprobeerd hem mee te nemen naar haar wereld, waar de ruimten waren, waarin je ziel, vrij van aardzware gedachten, kon wegzweven, de lokkende verten tegemoet. Maar dan lachte hij om haar onbegrijpelijke woorden zijn wenk brauwen rondden in verbazing en hij schudde zijn verstan dig hoofd. Jij mal, dwaas kind Ze is nu nooit meer een mal, dwaas kind uiterlijk. En het is niet goed, om den storm te tarten, als je tot de verstandige menschen moet behooren. Esther keerde dus terug voortgestuwd nu haren slierden langs haar wangen en rokken plakten cm haar voortgejaagde beenen. Leeg en donker lag daar de boulevard. Was er niémand? Tóch twee menschen héél jonge menschen wellicht. Er klaterde een helle meisjeslach het was een wild- gelukkige lach. Zóó lachte je alleen, als de deamon van den storm je hart had betooverd. Opeens voelde Esther, hoe moe ze was moe van opwinding en strijd, haar knieën trilden, toen ze de weinige treden opging naar het terras. ,,Wat ben je laat, kind en wat zie je er uit, zoo ver- alléén zéér aparte genres Enorme keuze Doorloopend Nouveauté's Nieuwe Kade 24-25-26 Hoofdvert. voor Zeeland waaid en je mantel is drijfnat. Zeker tóch aan 't strand ge weest waarom ben je zoo döm 't is hier zoo in-gezel- „Ja, Her - 't was érg ruw buiten, je had wél gelijk wij zijn te oud voor den storm. „Juist zoo mag ik mijn vrouw hooren doe nu gauw die doorweekte kleeren weg en kom dan hier zitten dit blad heb ik voor jou op zij gelegd aardig stukje moet je 's lezen over vochtige huizen, je wéét, hoe vochtig het onze is. ,,Ja - érg vochtig. „En hoe léélijk alles wordt en roèst. „Ja alles. HENNY door M. B. HOOFDSTUK II. En wat zag hij daar op een bank Een leuke blonde krullebol een allerliefst meisje

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 21