Abonnementsgeld 2de kwartaal.
DE MOSSEL
2
ONS ZEELAND
Beleefd verzoeken wij onzen abonné's het abonnementsgeld
voor het 2de kwartaal 1929 vóór 15 April a.s, op onze post'*
rekening No, 74988 te doen storten of overschrijven-
Na dien datum wordt per postkwitantie over het bedrag, ver
hoogd met 0.15 dispositiekosten, beschikt.
VRIENDELIJK VERZOEK AAN ONZE LEZERESSEN
EN LEZERS.
Natuurlijk hebt U familieleden en kennissen buiten de Pro-
wiacie, van Zeeuwsche afkomst of wel volbloed Zeeuwen,
Voor ons is het van belang hun adressen eens te weten opdat
wij hen eens een proefnummer van ons blad kunnen zenden.
Voor hen zal het prettig zijn een blad te ontvangen waarin
■ij van hun geboortelandje juist dat vinden, waarin zij belang
•tellen.
Doet U even de kleine moeite en schrijf ons hun adressen.
Wij zorgen voor de rest.
Bij voorbaat dank.
DE ADMINISTRATIE.
LINNEN STEMPELBANDEN.
Verkrijgbaar bij de Fa. Gebrs. Ritter, Nieuwe Molstraat 26
te Den Haag en bij de Administratie van dit blad
Fraaie linnen stempelbanden voor den 3den Jaargang van
oas blad a f 1.85.
Linnen stempelbandjes voor den roman „Liefde's Jeugd
droom" a f 0.90.
Franco toezending na ontvangst van postwissel.
In haar simpele blauw-zwarte kleur, groezelig, en soms
bedekt met witte, schelpachtige schubben, die de kweekers
pokken" noemen, ziet zij er niet aanlokkelijk uit. Neen,
de mytilis edulus, of de mossel, zooals wij haar noemen,
verlangt niet naar den titel van Koningin der Zeeuwsche
stroomen. Deze betiteling gunt zij aan haar bloedverwante
de oester, die zich per dozijn laat verkoopen, terwijl de
nederige mossels verkocht worden per emmer, per kilo
en in fleschjes.
Beschouw echter daarom onze mossel niet direct als ple-
beisch, want terwijl de oester een delicatesse is, die alleen
gegeten wordt door de rijken dezer aarde, mag de mossel,
met recht, een gezond en goedkoop voedsel genoemd wor
den. En niet alleen om deze reden heeft zij recht op wat
méér achting, want wist u wel, dat de gang van haar evolutie
kan worden nagegaan tot in de vage schemering van het
duistere verleden. Wist u wel, dat er fossielen van mosselen
zijn gevonden in de alleroudste gesteenten En dat de mos
sel dus behoort tot de oudst bekende fauna die volgens
de bewering der oudheidkundigen bestaan heeft duizen
den en duizenden jaren vóór dat de eerste mensch op aarde
rondwandelde. En als u dan nog weet, dat het aantal be
kende mosselsoorten ongeveer 16.000 is, waarvan er onder
wijl weer 10.000 uitgestorven zijn, dan heeft zij toch wel
recht om even uw belangstelling in deze kolommen te ver
zoeken.
Zooals onze lezers ongetwijfeld zullen weten is de mossel
een bij uitstek Zeeuwsch product, hetwelk tot vèr over onze
grenzen een goeden naam geniet. Het bedrijf van de mossel-
kweekerij wordt uitgeoefend in Bruinisse, Ierseke, Tholen,
Zierikzee, Philippine, Clinge en Graauw. In de Zuider- en
Waddenzee vischt men ook wel consumptiemosselen, doch
deze worden niet speciaal gekweekt, maar eenvoudig wegge-
kord van de natuurbanken, waarop zij zich, zonder eenige
kunstmatige behandeling, tot eetbare mosselen ontwikkeld
hebben.
Het kweeken van mosselen, hetwelk reeds eeuwen in onze
provincie beoefend wordt, is nog niet zoo eenvoudig als het
wel lijkt. Om den lezers eenig idee hiervan bij te brengen,
verzoek ik hen om zich, in hun gedachten, even bij mij te
voegen. Het is een mooie zomerdag in Mei of Juni.
We staan op den havendam van Bruinisse, de mosselen
plaats bij uitnemendheid. De lucht is mooi, blauw en strak.
De zon bestraalt vriendelijk de kabbelende golfjes van de
Grevelinge. De meeuwen scheren, als adellijke beheerschers
van het oneindige luchtruim, over hun wielewoelend jacht-
water. Aan de overzijde in de ijlere luchtlagen liggen, als
langs lijnen van geleidelijkheid, de groene dijken met daar
achter de toppen der boomen, en de dorpjes Herkingen en
Battenoord. In Westelijke richting, over Schouwen, vliegt
ronkend een vliegtuig. Het is het postvliegtuig van Amster
damLonden. En plotseling. achter ons, ook dat ron
kende tuf-tuf. Het is een motor-mosselboot, die op gang
gebracht is en langzaam achteruit draait van haar ligplaats.
Kijk, meerdere vaartuigen komen in beweging. Het wordt
langzamerhand een geronk en een gewirwar van olie- en
benzinedampen, dat hooren en zien in vertwijfeling brengt.
De motorbooten met hun hooge achterstevens gelijken
ze veel op de oorlogsgaljooten uit de 17e eeuw tuffen,
de een na de ander, de haven uit. Sommigen hebben een
zeilschip op sleeptouw. Gebruik makend van 't wassend getij,
vertrekken ze in 'n lange sliert net 'n eskader Geuzen-
schepen in Noordelijke richting, naar de Zuiderzee. En
op die Zuiderzee gaan ze visschen, of, zooals het in het be
roep uitgedrukt wordt daar gaan ze korren naar mossel
zaad. Deze tochten om mosselzaad geschieden altijd tus-
schen Paschen en Pinksteren, want dan is er geen handel
in consumptiemosselen, om de eenvoudige reden, dat de
mossel in dien tijd niet geschikt is om gegeten te worden.
Ze is dan, zooals men dit uitdrukt „aan 't melken", het
geen beteekent, dat ze kuit schiet. Dit kuit, dus eigenlijk de
mosseleieren gaan aan de oppervlakte van het water rond
drijven. Langzamerhand krijgt zoo'n drijvend mosseleitje
een schelpje om haar lichaam, en door de zwaarte daarvan,
zakt het naar den bodem. Deze kleine mosseltjes, wanneer
ze in menigte ergens neervallen, vormen dan de z.g. mos-
selzaadbanken. Door onbekende oorzaken is er in onze
Zeeuwsche stroomen sedert jaren weinig zaadval geweest.
Het was althans niet voldoende om aan de behoeften der
kweekers te voorzien en, daar het zaad in de Zuiderzee in
ruime mate gevonden wordt, trekken ze telken jare daarheen
om de benoodigde hoeveelheid te halen. Wanneer de mos
selaars een vracht zaad gevangen hebben, varen ze weer
terug naar de Zeeuwsche stroomen, waar het direct op de
perceelen uitgezet wordt. Deze perceelen worden, voor ta
melijk veel geld, gepacht van het Rijk of van den een of
anderen eigenaar van een ambachtsheerlijkheid. Wanneer
het zaad uitgezet wordt op „goeien grond" m. a. w. een
perceel, dat voldoende voedingsstoffen oplevert om het mos
seltje behoorlijk te doen gedijen, kan het gebeuren, dat de
mossel een jaar na de uitzaaiing geschikt is voor de con
sumptie. In dat jaar worden ze echter ook nog verzaaid,
d. w. z. van het eene perceel naar het andere overgebracht.
Dit wordt gedaan om haar ontwikkeling te bevorderen. Er
zijn echter veel factoren, die het bestaan van de mossel
ernstig bedreigen en meteen een voortdurende risico voor
den kweeker zijn. Daar zijn in de eerste plaats de stormen,
die de mosselen, welke niet in diep water liggen, van den
bodem losrukken om hen ergens anders neer te smakken,
waar een zekere verstikking in het zand hen wacht. Ook
kan er een ziekte ontstaan, die perceelen met welige mos
selen in een minimum van tijd omtoovert in velden met
slechts ledige schelpen. En dan zijn er nog hun eeuwige
vijanden, de zeesterren of vijfhoeken, die de arme mossel
als in een ijzeren greep omknellen, om haar martelend,
geheel ledig te zuigen. In den winter, wanneer de perceelen,
bij laag water, droog liggen, staan ze weer bloot aan be
vriezing en aan.... de hongerige kraaien, die het hulpe-