VICTORIA-WATER
ONS ZEELAND
3
looze weekdier hoog uit haar element verheffen om haar
met een smak op een steen te laten neervallen. De brooze
mosselschelp splijt krakend uiteen en de kraai kan aan de
verorbering van haar prooi beginnen.
Dat de schade, veroorzaakt door bevriezing, niet gering
geschat mag worden is in den afgeloopen strengen winter
weer zoo tragisch gebleken. Voor duizenden guldens aan
mosselen zijn doodgevroren. Dit werd hoofdzakelijk in de
hand gewerkt door den abnormaal lagen waterstand, waar
van zelfs de oudste kweekers zich niet konden herinneren
ooit zooiets meegemaakt te hebben. De mosselperceelen,
die anders voortdurend onder water bleven, kwamen nu
droog te liggen, juist terwijl de vorst het strengst was, met
het gevolg, dat alle schelpvisch bevroor. Het verlies is van
zoodanigen omvang, dat een deputatie van kweekers zich
tot den Minister gewend heeft met het verzoek om uitstel
van pachtbetaling.
Wanneer de mossel genoemde gevaren heldhaftig doorstaan
heeft en zich mag verheugen in een lengte van 68 c.M.
en bovendien goed van kwaliteit is, kan zij opnieuw worden
gekord, doch dan om direct in den handel gebracht te wor
den. Haar maximale lengte varieert van 89 c.M., maar
mosselen van deze grootte worden niet veel gekord en dan
nog uitsluitend op perceelen van de allerbeste cultuurwaar
de. In volwassen staat is haar kleur olijfbruin tot blauw
zwart, vaak met donkerder streepen. Zooals wij weten be
staat de binnenzijde der schelp uit een laag parelmoer, die
bij sommige tropische soorten eenige handelswaarde bezit.
Vaak vindt men in de mosselschelp een aardig pareltje,
hetwelk ontstaan is doordat een kiezelsteentje of zandkor
reltje aan de binnenzijde van de schelp terecht gekomen is,
alwaar het omgeven werd door een laag parelmoer.
De ,,visch" (d. i. de inhoud van de mosselschelp) bedraagt
gemiddeld 28 pet. van haar geheel, zoodat 72 pet. dus als
afval of als schelpen beschouwd kan worden. Een schei
kundig onderzoek van het Rijksinstituut voor Visscherij-
onderzoek bracht aan het licht, dat de ,,visch' voor 20 pet.
uit droge stof en dus voor 80 pet. uit water bestaat. De
droge stof bestaat weer voor ruim 58 pet. uit eiwit en voor
gemiddeld 6 pet. uit vet.
Zooals ik in de inleiding van mijn artikel reeds opmerkte,
mag dus de mossel vanwege haar eiwitrijkheid zeer zeker
een gezond voedsel genoemd worden.
Bij de opening van het seizoen, in Augustus en Septem
ber, zijn de mosselen het best van visch. En allerwege in
de reeds genoemde Zeeuwsche plaatsen is men druk in de
weer met de verscheping. Evenals bij de oesters gaat de
beste qualiteit naar Engeland, doch België en Frankrijk
hebben van den heelen oogst het leeuwenaandeel. Duitsch-
land betrekt ook nog een gering quantum, en in Nederland
wordt ons Zeeuwsch product al zeer stiefmoederlijk be
handeld. Alleen in Rotterdam is zij nog al in trek, doch in
de overige deelen van ons land of kent men haar niet öf
wordt ze slechts sporadisch verkocht. De oorzaak hiervan
ligt alleen in het feit, dat er nooit reclame voor de mossel
gemaakt is. Een zorgvuldig voorbereide reclamecampagne in
de grootste steden van ons land zou waarschijnlijk wel suc
ces opleveren. Als wij tenminste eens even in oogenschouw
nemen hoeveel duizenden tonnen mosselen de Parijzenaars
verorberen, dan vragen wij ons af waarom zou dit nu in
Holland, waar ze toch nog veel goedkooper zijn, ook niet
mogelijk kunnen worden. Ofschoon we, bij een nadere be
schouwing, dan weer moeten toegeven, dat de mossel in
onze steden een geweldige concurrent heeft in de haring.
Men ziet het in de groote plaatsen van ons land, dat de
nachtfuivers, ter opfrissching van hun, met geestrijke dran
ken besproeide magen, menig pekelharinkje nuttigen. In
België en Frankrijk nemen de mosselen deze plaats in.
De vroolijke nachtboemelaars van Montmartre en 't Quartir
Latin te Parijs zullen heusch niet verzuimen om, ter opkik
kering van geest en lichaam, wat ziltige ,,moules de Zélande"
te nuttigen. En de Belgen.nou, die zouden voor een tel-
leurken mosselen door 't vagevuur gaan, als 't noodig was.
Met dit al is het zoo jammer, dat er in ons land niet meer
mosselen gegeten worden, want in de laatste jaren is er
een te veel aan mosselen gekomen. Het bedrijf van de
mosselkweekerij werd in ons gewest, sinds onheuglijke tij
den, uitgeoefend met behulp van de bekende zeilbootjes.
De geest des tijds heeft echter ook op dit terrein zijn in
vloed doen gelden, want de meeste zeilbooten werden voor
zien van motoren öf heelemaal opgeruimd en een groote
ijzeren motorboot in de plaats genomen. Behalve dat het
korren veel economischer verricht kan worden dan vroeger,
toen de kor met de hand opgehaald moest worden, terwijl
men thans gebruik maakt van de motorlier, is nu ook een
andere realiteit ontstaan. De kweekers, die zelf hun waar
in Antwerpen op de Markt brengen, kunnen nu n l. met de
motorboot tweemaal per week een lading mosselen naar
België brengen, terwijl vroeger met de zeilboot slechts een
maal een vracht bezorgd werd. Door de moderne werkwijze
werd dus de productie verhoogd, waartegenover weer stond,
dat ook het dubbel quantum van vroeger, per week, op de
markt gebracht kon worden. Dit had echter tot gevolg, dat
de Belgische markt overvoerd werd met als resultaat ab
normaal lage prijzen, die wel zeer ongelegen kwamen omdat,
door de moderniseering van hun bedrijf, thans ook de ex
ploitatiekosten der kweekers enorm gestegen zijn. De lage
prijzen handhaafden zich en een malaise in het mossel-
bedrijf kon niet uitblijven. Eenige, niet kapitaalkrachtige
kweekers waren al gauw gedwongen hun bedrijf te staken
en een ander bestaansmiddel te zoeken. Hoewel de Zeeuw
sche kweekers gaarne onafhankelijk zijn in hun doen en
laten, steeg echter de nood zoo hoog, dat in het voorjaar
van 1927, op initiatief van den heer G. Bolier, lid der Pro
vinciale Staten, wonende te Bruinisse, een Zeeuwsche Bond
van Mosselkweekers werd opgericht, waarvan vrijwel het
grootste gedeelte der Zeeuwsche kweekers lid werden. Het
doel van den Bond was hoofdzakelijk om jaarlijks billijke
minimumprijzen vast te stellen en de leden, op beurte, aan
de handelaren te laten leveren, om dus, zoodoende, het
bestaan der kweekers weer op een redelijk peil te brengen.
De Bond werkte in de eerste maanden van het seizoen
1927-'28 zeer goed. De vastgestelde prijzen werden gehand
haafd en de leveringen op beurte vonden ook naar behoo-
ren plaats
Helaas, de Bond, die tot aller genoegen werkzaam was,
werd vanzelfsprekend zeer vijandig aangezien door de Bel
gische handelaren, die op een gegeven moment de kans
waarnamen om hem een doodelijke wonde toe te brengen.
Een commissionair van een groote Belgische firma wist en
kele Bondsleden te Ierseke over te halen om hun geheelen
voorraad mosselen tegen een behoorlijken prijs doch
echter geheel buiten den Bond om aan hem te verkoopen.
Dit sloeg den Bond, die zoo heilzaam gewerkt had, met lam
heid. De handelaren waren nu niet meer uitsluitend van de
georganiseerde kweekers afhankelijk en lachten om de vast
gestelde prijzen. De Bond was machteloos en werd genood
zaakt om de leden weer vrij in hun concurrentiestrijd te
laten. De depressie herhaalde zich en wel in zoo'n mate,
dat de aandacht van de Nieuwe Rotterd. Courant op den
droevigen toestand der kweekers gevestigd werd. De heer
Brusse, door de redactie naar Bruinisse gezonden, schetste
in een viertal feuilletons den toestand der kweekers. Geluk
kig interesseerde men zich ook in Den Haag voor het
verval van deze belangrijke Zeeuwsche cultuur. De Kamer
leden Drop, Krijger (een Bruinisser van geboorte) en ook
later ds. Kersten spanden zich voor de zaak. En in Mei van
het vorige jaar bezocht zelfs Minister Kan het dorp Brui-
Ruim 40 jaren
in Nederland ingevoerd