ONS ZEELAND 19 Mijn. wat? Je bent jaloersch, bes'iste Freddy. Er bestaat voor mij geen enkele reden om jaloersch te zijn, antwoordde ik, omdat je immers met mij trouwen zult, O Of misschien niet? Freddy deed een stap achteruit en keek mij peinzend aan. Heusch, zei ze na een lange stilte. Als ik er over nadenk, misschien zou ik. Naar wat ze verder vertelde heb ik eerlijk gezegd niet geluisterd. Toen ze klaar was, zwegen we allebei een poosje en ten slotte zei ik: - Nu, kindje, ga nu maar naar huis en zeg tegen die twee heerschappen dat ze je mogen hebben. Ze weten wel dat ze me niet krijgen kunnen, ver klaarde Freddy, terwijl ze dichter op me toekwam. Maar ik dacht dat je zei. Ik heb ze gezegd dat ik met een ander ging trouwen. Wel allemachtig En wie heb je gezegd, dat je aan staande man was? - Jij natuurlijk, Lex, Liefste DE DOKTERSVISITE door J. P. B a 1 j Dr. Crosswell oefende zijn praktijk uit in een klein En- gelsch stadje. Reeds eenige jaren was hij daar gevestigd, doch ongelukkig voor hem was het hem niet gelukt zich een aanzienlijken kring patiënten te verwerven. Behalve de eigenaars van een aantal boerderijen, die buiten het stadje gelegen waren en een paar patiënten in naburige dorpen, had hij zoo goed als geen praktijk. Met moeite kon hij zich dan ook handhaven en had hij niet eenig geld van zichzelf bezeten, waarschijnlijk zou hij zijn praktijk eraan hebben moeten geven. Op zekeren avond, toen hij in sombere gedachten ver zonken was en juist zat te becijferen, hoe lang zijn kapi taaltje het nog zou kunnen uithouden, werd er hard gebeld. Telegram Vlug opende hij het en las verheugd den inhoud „Hertog zwaar gewond, kom direct, Huntley". Huntley was een boer in het naburige dorp B., op ongeveer 10 mijl af stand van zijn woonplaats gelegen, en behoorde tot de weinige patiënten van Dr. Crosswell. Ditmaal was het blijk baar niet om Huntley zelf te doen maar om een Hertog. En het schoot Dr. Crosswell door het hoofd, dat de Hertog van York in de buurt moest zijn voor een jachtpartij tenminste zooiets had hij in de kranten gelezen. Wellicht was hij door een ongelukkig schot gewond en hing zijn leven van de snelheid af, waarmee de dokter hem kon bereiken. Natuur lijk, dat moest het zijn. Onmiddellijk pakte Crosswell zijn instrumententasch in, belde een garage op en beval den chauffeur met den grootst mogelijken spoed naar B, te rijden. In de auto kon hij ein delijk zijn gedachten en illusies den vrijen loop laten. Het scheen, dat Vrouwe Fortuna hem eindelijk eens zou toe lachen bedenk eens was een reclame de Hertog van York zijn patiënt, een lid van het geliefde Koninklijk Huis, zijn toekomst was gemaakt De patiënten zouden toestroomen, hij zag al zijn volle wachtkamers, hij zou andere, ruimere appartementen moeten betrekken in een deftiger buurt. En hij zou ook geen visites buiten de stad meer afleggen, alleen boer Huntley zou hij aanhouden, want hij was de brenger van zijn geluk. Met een lachje op de lippen droomde hij voort, totdat een hevige knal hem deed opschrikken en hij onzacht met een kant van de auto in aanraking kwam. Vlug stapte hij uit om te vernemen, dat de achterband ge- IJzendijke. sprongen was en dat het aanzetten van den reserveband niet zoo vlot van stapel zou loopen. Wanhopig keek de dokter om zich heen. Nergens was een voertuig te zien en hij was nog een paar mijl van zijn doel verwijderd. Toen nam hij een kloek besluit. Hij zou het verdere gedeelte loopen. Zoodra de chauffeur klaar was moest hij hem volgen. Half dravend begon de dokter zijn weg. Doch na een paar minuten verviel hij al in een sukkeldrafje, het zweet begon hem van het gezicht te loopen en toen hij eindelijk bij boer Huntley aankwam was hij doodop. De boer deed zelf open. „Laat me vlug bij den patiënt", sprak Dr. Crosswell gejaagd, „ik heb pech gehad en ben daarom wat later". '"t s al niet meer neudig, dokter, de patiënt is al deud. Een kertiertje gele jen is 't arme biest gestorven". „Beest. Man, durf je den Hertog met beest te betitelen En weet je wel zeker dat de dood is ingetreden Laat me direct bij hem Er klonk door de teleurstelling heen toch nog een straal van hoop in des dokters stem. „Mae, netuurlijk, dokter, in de achterkamer leit-ie. En 't was toch zoo'n goeie hond, 't arme dier lekte nog mien haanden, toen ie stierf, arme Hertog", schuddebolde de boer meewarig. Perplex zakte de dokter op een stoel neer. Voor een hond had de boer hem laten roepen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 19