ONS ZEELAND
UIT EEN JEUGD
Herinneringen aan Zeeland
6
meisjes te samen waren. Maar dit was op het platteland
een noodzakelijkheid, die als zeer ongewenscht werd be
schouwd. Zoo lezen wij in de „Ordonnantie van de School-
ordeninge" van de Staten van Zeeland (1583) dat er af
zonderlijke scholen voor jongens en meisjes moeten zijn
„ende daer 't selve niet doenlick en is, dat de selve Knecht-
kens ende Dochterkens niet alleenlick in Bancken, maer
oock in de plaetsen inder scholen, ende daer buyten, soo
vele mogelijck is, van malkanderen gescheyden worden".
Zooals men ziet, het schoolmeesterschap was in dezen
tijd geen zeer benijdenswaardig baantje. En het was dan
ook geen wonder, dat er meestal op het platteland gebrek
aan onderwijskrachten was.
In het volgend artikel een en ander over de onderwijs
methoden.
J) Materiaal ontleend aan P. A. de Planque „Valcooch's
Regel der Duytsche Schoolmeesters". Het sonnet van Anna
Bijns is o. a. te vinden in Dr. J. Sterck „Van Rederijkers
kamer tot Kinderkring",
(Wordt vervolgd)
door
JAN R. Th. CAMPERT.
XXV.
Vlissingen.
Het is een kwestie van persoonlijken smaak, maar ik ben
niet erg gecharmeerd op Vlissingen, Misschien zou ik er
anders over denken, wanneer deze plaats niet toevallig op
Walcheren lag. Temidden van deze rust en arcadische stilte
past een moderner-georiënteerde stad slecht. Zij springt
uit het kader, men weet er geen weg mee.
Want zie wij komen van Veere, van het grijze en ver
geten stadje Veere met z'n breeden, stompen toren, met zijn
juweeltje van een stadhuis en wij gaan over Middelburg,
welks lof ik nu al voldoende heb gezongen, naar Vlissingen,
over den ouden en bekenden Vlissingschen weg, die intus-
schen véél veranderd moet zijn. Ook deze weg paste zich
aan het moderne verkeer aan er rijdt zelfs een electrische
tram. Maar hoe geheel anders moet dat in vorige eeuwen
zijn geweest.
Toen stonden hier de prachtige, statige buitens der pa
triciërs, wegschuilend onder de hooge boomen, toen reden
langs dezen schaduw-rijken weg de elegante karossen met
hun gracieuzen inhoud of men zag langs het zandpad een
edele cavalcade van jonge patriciërs op nobele paarden.
En somtijds kon men tersluiks op de landwaarts-buigende
zijwegen tusschen de hooge en groene hagen een speelsch
en éven liefelijk tafreel aanschouwen.
Tegenwoordig rijdt er, zooals gezegd, een electrische
tram en dat zegt alles en er is een va-et-vient van auto's
en fietsen, gelijk overal elders in Nederland.
Het is wonderlijk hoe snel een mensch zich daarbij aan
past. Onder Middelburg wandelend ergert men zich er aan
en men duldt ternauwernood het goedige, puffende stoom
trammet je, dat als aemechtig den Vlissingschen weg snijdt.
Men kijkt een tikje verbaasd naar de keurige, af-fe huis
jes jawèl mét voor- en achtertuintje die langs de
kanten staan geschaard zoo dóór-en-dóór degelijk en Hol-
landsch-fatsoenlijk, dat men onverwacht maar zéér overtui
gend een onbedwingbaar heimwee voelt opkomen naar de
plechtige ernst der vroegere buitenhuizen.
Maar eenmaal bij Oost- en West-Souburg gekomen zijt
ge bekeerd. Dan is uw oog gewend aan de „geneuchten" van
het hedendaagsche leven en dan bemerkt gij plotseling dat
dat wandelen toch maar héél langzaam gaat.
En in uw eenmaal zoo rustige en onbewogen ziel wordt
een onrust wakker en gij vindt nauwelijks den tijd om even
te vertoeven voor het gedenkteeken van Marnix van St.
Aldegonde, aan wien wij ons prachtig volkslied te danken
hebben en aan hém alleen, verstaat gij Met verdere histo
rische speculaties houd ik mij niet op Ik groet u, o Marnix,
die ons een lied schonk schoener en brandender dan ik er
één ken.
Maar daar blijft het dan ook bij, want voordat gij het
weet, zit gij in het veel-gesmade electrische trammetje en
rijdt naar Vlissingen.
Ziet ge zóó zwak is de mensch en zóó machtig is de
invloed der stad. Ik laat me niet wijs maken, dat Middel
burg een stad is, dat heb ik nooit willen gelooven en ik zal
sterven in dat ééndere, gelukkige besef. Middelburg is een
plaats, een oord, al wat gij maar wilt, maar een stad is
het niet
Vlissingen wel Dat merk je dadelijk als je er binnen
komt. Er hangt een geheel andere sfeer en een sfeer die
ik direct herken.
Een ongewone bedrijvigheid treft het oog en ook het
uiterlijk van deze plaats verraadt veel. Zie de tramrails,
de arbeiderswijken, de havens en zie vóór alles de Schel-
defabriek, die met zijn kranen en gebouwen hoog boven al
les uitsteekt, die domineert, waaraan Vlissingen onderwor
pen is. Deze grauwe kolossus van ijzer en glas beheerscht
Vlissingen en schrijft haar zijn wet voor. lederen dag dreunt
daar van 's morgens vroeg tot 's avonds laat het jagende
lied van den arbeid, indringend en on-onderbroken. En gij
ontkemt er bezwaarlijk aan, het grijpt u in zijn machtigen,
knellenden greep en gij zijt vergeten hoe dit alles vroe
ger was
Maar Vlissingen heeft meer. Het heeft de zee en het heeft
boulevards, waar het des zomers goed flaneeren is, daar
zou ik u vele staaltjes van kunnen vertellen.
Vergis ik mij Of maakt zelfs de zee hier een zakelijker
indruk Groote stoomers varen af en aan, een visschers-
boot zeilt uit. Hier weet men wat het water waard is en
waartoe het den mensch dienen kan. Het heeft alle poë
tische glans verloren. Het is onderdeel van het geheel, het
past binnen het noodzakelijk verband. Vlissingen heeft dit
water noodig als een mensch water en brood.
Hallo, hallo
Hier is het draadloos uitzendstation de Schelde-zender
Vindt u het interessant, te hooren
dat te Goes de vorige week inschrijving werd gehou
den voor verpachting van het Schuttershof (stedelijke
schouwburg). Er waren nul inschrijvers. Of het tooneelle-
ven etc. in de hoofdstad van Zuid-Beveland ook bloeit
dat men in Arnemuiden dezer dagen, tengevolge van
de langdurige droogte, gebrek aan drinkwater had.
dat te Middelburg een werkman, die in de Abdij
bezig was met het afbreken van een stelling, uit een hooge
goot op straat viel. De man bekwam een schedelbreuk en
was onmiddellijk dood.
dat voor den kantonrechter te Goes 11 winkeliers
moesten verschijnen omdat ze, ondanks het uitstalverbod,