m-tW ""Aw AW/iiwêkW ONS ZEELAND Schaken. 'WM WM- 1 Dammen. No. 18. 4 Mei 1929. 15 TfT Verzoeke alle brie ven betrekking hebbende op deze rubriek te rich ten aan den heer A. J. C. Nordlohne, Ravelijn 2, te Goes No. 18. Probleem No. 18. J. Hartong. Zwart (6). 4 Mei 1929. bede f g Wit (6). De stand is: Wit: Kd8, Teó en f8, Lh3, pi. d5 en h2. Zwart: Kg5, pi. dó, gó, h4, h5, h7. Wit begint en geeft mat in drie zetten. Oplossingen worden gaarne ingewacht vóór 16 Mei e.k. Oplossing van No. 15. 1. a7 Tg3f. 2. Ka2 b4 (dreigt Ta3f). 3. d4f cd3:! 4. a8D en wint. Zeer mooi, dat na eiken zet op 3 door den zwarten Koning het kasteel verloren gaat, doordat het paard tegelijkertijd schaak geeft en het kasteel opeischt, of dat wit met a8D en schaak het eind spel wint. Het eerste gebeurt na Kd4:, dó, fó en f4. Het tweede na Kd5 of e4. Onderstaande partij is in Den Haag in Augustus 1928 gespeeld tusschen Koltanowski (België) en Schönmann (Duitschland). Wit. Zwart. Koltanowski. Schönmann. 1. d2d4. Pg8— fó. 2. c2c4. e7eó. 3. Pbl—c3. Lf8b4. 4. Ddlc2. c7c5. 5. a2a3. Ook e3 en Pf3 zijn goede zetten. Da5 is te weerleggen met a3. 5Lb4Xc3f. 6. b2Xc3. Zoo krijgt wit een sterk centrum. Vooral als later e2e4 geschiedt. 6Pb8có. 7. Pgl— f3. Dd8—a5. Er dreigt nu c5Xd4. Pf3Xd4 mag dan niet wegens Pc6Xd4. 8. Lel—d2. d7—dó. 9. e2—e4. 0—0. Wit heeft nu een heel sterk centrum, waarvan hij terdege profijt trekt, 10. e4e5! d6Xe5, Dit is alles mogelijk geworden voor wit, doordat zwarts dame zoo geëxpo neerd staat. 11. d4Xc5. Pfó—d7. 12. Pf3g5! g7—gó. Dit beteekent een verzwakking van den koningsvleugel, die toch al slecht beschermd is. 13. f2—f4. Te8—d8. 14. Lfl—d3. Pd7—f8. 15. 0—0. Ter voorbereiding van een aanval op f5. De witte officieren staan best. 15Lc8d7. 16. Pg5e4. Pcóe7. 17. Ld2—e3. Om de dame later naar f2 te kunnen spelen. 17Ld7a4. 18. Dc2 -e2. Ta8—c8. 19. g2-g4. Wit kan nu met Pdó de kwaliteit win nen, doch prefereert een flinken aanval op den koningsvleugel. 19Pf8d7. 20. Le3—f2. Pe7—có. Om f5 te beletten. 21. Lf2—h4. Te8—f8. 22. De2e3. Da5—c7. 23. De3h3. Er dreigt nu: 24. Lfó Pfó:. 25. Pfó:f en dan 26. Dh7: mat. 23Kg8g7. 24. Lh4—fóf. Pd7Xfó. 25. e5Xfóf. Pfó: levert nu minder, wegens hó. 25Kg7h8. 26. Dh3—hó. Tf8g8. 27. Pe4—g5. Zwart geeft, daar het mat op h7 of g7 niet le dekken is. Een door Koltanowski prachtig ge speelde partij! Probleem No. 18a. P. Beers, Noord-Scharwoude. Zwart (12). 46 47 48 49 Wit (12). De stand is: Zwart: 3, 8, 11—15, 17, 18, 21, 26, 27. Wit: 23—25, 29, 33, 36—39, 42, 47, 48. Wit begint en wint. In dit probleem heeft zwart soms keu ze tusschen 2 zetten. Zwart zal natuur lijk die zet moeten spelen, die hem het kleinste verlies oplevert. Oplossingen van dit probleem, alsmede van No. 18b, worden gaarne ingewacht vóór 16 Mei e.k. Oplossing van No. 15a. 50—45 32—27 40X7 2 3 4 25X12 36X47 21X34 47)^20 Een mooi probleem, dat alleen ont sierd wordt door het feit, dat de dam op 1 een schijf kon zijn. Echter het mo tief, waarop zwart zijn dam moet af staan, waarbij de dam op 1 ingesloten wordt, is toch heel mooi gevonden. No. 15b. 26—21 32X41 39—34 1 2 3 4 34X1- 17X37 23X21 18X27 Goede oplossingen werden ontvangen van den heer W. Dommisse te Bergen op Zoom (No. 15a en b), terwijl ook de oplossing van No. 14 voor de publicatie binnen kwam en van den heer J. C. van Breda te Amsterdam (No. 15a en b). Hieronder volgt nog probleem No. 18b. Zwart (9): 8, 11—14 17, 21, 27, 35. Wit (9): 25, 28, 33, 36, 38, 39, 45, 48, 50. Wit begint en wint.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 15