Historische crimineele gevallen en
avonturen.
V.
DE ONTVLUCHTING VAN NAPOLEON III.
18
ONS ZEELAND
ook de schijnbare kleinigheden niet die dikwijls groote on
aangename gevolgen hebben, en we verdolen niet in te teere
vertroetelingen, vertroetelingen ten beste gegeven, maar die
het begin van hun ondergang zijn. Want dit is veler fout,
ze doen alles voor hun plantjes, en maken er ongemerkt
verwende, bedorven kinderen van.
,,Ik verzorgde ze toch zoo goed," klaagt mevrouw.
Juist te goed, dat is het.
G. BUDDE.
De Napoleontische gedachte heeft, ook nadat de groote
Napoleon, de grondvester van zijn geslacht, in de eenzaam
heid van St. Helena was gestorven, een magischen invloed
geoefend op het Fransche volk. Noch Karei X noch Louis
Philippe hebben zich voor den Napoleontischen pretendent
veilig gevoeld, en, gelijk de geschiedenis heeft bewezen, niet
ten onrechte. Al vrij spoedig zijn de Napoleontische pre
tenties overgegaan op den zoon van Napoleon's broeder,
Lodewijk op den zoon van den man, die gedurende vier
jaren koning van Holland is geweest en dit koningschap
heeft moeten vaarwel zeggen, omdat hij te veel voor het
volk zelf wilde doen. Louis Napoleon, den pretendent, dien
wij kennen als Napoleon III, heeft men zelfs een korten
tijd als kroonprins van het toenmalig Holland kunnen be
schouwen. Opgevoed in den vreemde en in ballingschap,
heeft al vroeg de gedachte in hem geleefd, dat de Fransche
troon voor hem openstond, en dat het oogenblik moest aan
breken, waarop het hem gegeven zou zijn naar de macht
te grijpen. Toen op 15 Juli 1840 Engeland, Rusland, Prui
sen en Oostenrijk terzake van de Oostersche aangelegen
heden een overeenkomst aangingen, die, reeds door het feit,
dat Frankrijk daarin niet was gekend, tegen dit land ge
richt scheen, onderging de zoo gevoelige trots van dit ge
voelige land iets als vernedering. De Napoleontische agen
ten wisten dit handig te gebruiken meer dan eens hoorde
men het argument, dat zoo iets niet zou zijn voorgekomen,
wanneer in de plaats van een Bourbon of een Orleans, een
Bonaparte den troon had bezet. Reeds in 1836 had Louis
Philippe te Straatsburg een greep naar de macht gedaan,
maar deze was smadelijk mislukt. Een tweeden keer, in
1840, gebruik makende van de depressie, door het genoemde
tractaat teweeggebracht, was hij niet gelukkiger. Want
nauwelijks was hij te Boulogne aan wal gekomen, of men
arresteerde hem. Hij werd voor de Kamer der Pairs ge
daagd, en den 6en October d. a. v. tot levenslange gevan
genisstraf veroordeeld. Men sloot hem op in het Fort van
Ham, in de nabijheid van Péronne, dat in den grooten oorlog
zulk een belangrijke rol heeft gespeeld. Reeds dadelijk zou
men willen zeggen, dat eene opsluiting in een fort, zoo nabij
de grenzen gelegen, niet bij uitstek gelukkig kon worden
geheeten. Dat men bovendien zijn gevangenschap niet on-
noodig hard wilde maken, blijkt uit het feit, dat men Dr.
Conneau toestond hem te vergezellen.
Zes jaren, zes lange werklooze jaren heeft Louis Philippe
in de eenzaamheid van het Fort van Ham doorgebracht.
Wij, die niet zijne tijdgenooten zijn geweest, kennen zijn
figuur vooral uit het droevig einde van den Fransch-Duit-
schen oorlog, dien hij veroorzaakte en uitlokte. Wij houden
geen rekening met zijn verleden van voor den keizerlijken
tijd geen rekening met zijn ballingschap en met zijn ge
dwongen werkloosheid van gevangene. In zijn biographie
loopt men in den regel over deze zes jaren achteloos heen,
maar wat beteekenen niet zes werklooze jaren op den leef
tijd, dien Louis Napoleon toen had
Dat hij tenslotte, in 1846, er in slaagde om te ontsnappen,
mag aan een samenloop van toevallige omstandigheden wor
den toegeschreven. Want de bewaking was uiterst scherp.
In den loop der jaren slijten de scherpste kanten van elke
voorzorg af, maar bij de bewaking van Louis Napoleon was
dat niet het geval, reeds tengevolge van het feit, dat men
er zorg voor droeg, dat èn de commandanten èn de bezet
tingen van het Fort Ham regelmatig wisselden. Twee wach
ten waren den geheel en dag geposteerd onder aan de trap,
die naar de kamers van Louis Philippe leidde. De wacht
werd des nachts steeds verdubbeld nauwelijks had de klok
tien geslagen des avonds, of alle lichten gingen uit. Met
bijzondere nauwkeurigheid waakte men er voor, dat het
fort niet door vreemden werd genaderd, en de consignes
waren wel zoodanig, dat zij elke poging van buiten af om
den prins te bevrijden, moesten doen mislukken. Hier kon
slechts list baten zelfs omkooping zou geen heil gebracht
hebben, aangezien men zich daartoe van te trouwe Orleanis-
tische elementen bediende. Een oogenblik scheen het als
zou de prins eenige vrijheid van beweging krijgen. In den
aanvang toch van 1846 was de voormalige koning Lodewijk
reeds ernstig ziek. Hij verbleef in Italië, en hij gaf den
wensch te kennen zijn zoon te zien. Onderhandelingen wer
den geopend met de Fransche regeering om te bereiken, dat
men den prins zou vrijlaten, mits hij op zijn eerewoord
beloofde zich weer als gevangene te zullen aanmelden. Of
nu de bewoordingen, waarin de Fransche regeering deze
belofte verlangde, van zoodanigen aard waren, dat Louis
Philippe daardoor zijn eer gekwetst gevoelde, of wel, dat
hij zich elke vrijheid van beweging wilde voorbehouden,
deze onderhandelingen slaagden niet. Wellicht tot spijt
van den gevangene, maar zeker tot spijt van de regeering.
die nu niet in de gelegenheid gesteld werd een nobel gebaar
te maken
Van de zijde van den Prins en zijn aanhang wachtte men
af. Ernstige plannen betreffende ontvluchting waren aan
hangig, maar het toeval moest gelijk bij eene dergelijke
onderneming altijd het geval is te hulp komen. Nu
bracht het toeval hier mede, dat omstreeks het midden van
Mei de commandant aan de gevangenen mededeelde, dat
orders, die hij uit Parijs ontvangen had, hem noodzaakten
tot direct herstel van trap en gangen. Overbodige luxe kon
men dit, gezien den staat waarin het Fort van Ham ver
keerde, niet noemen. De werklieden stonden onder direct
bevel van officieren van de genie. Hunne medeplichtigheid
kon men niet verlangen noch verwachten, maar de aanwe
zigheid van werklieden, die uiteraard niet allen in naam
en gezicht bekend zouden zijn bij de bezetting, bood een
gelegenheid, die de prins niet wilde laten voorbijgaan. Ech
ter, toen men de werklieden gadesloeg, terwijl zij de eerste
dagen aan den gang waren, kwam men tot teleurstellende
ervaringen. Die werklieden werden één voor één door den
sergeant van de wacht en door een speciaal daartoe aan
gewezen gevangenbewaarder onderzocht wanneer zij bin
nen kwamen meer dan eens was de commandant zelf bij
dit onderzoek tegenwoordig. Meer nog, het was den werk
lieden niet veroorloofd om zich afzonderlijk in eenig afge
legen deel van het fort te begeven. Toen men echter meer
opmerkzaam hunne bewegingen gadesloeg, bemerkte men
ook, dat nauwelijks aandacht werd geschonken aan die
genen, die gedurende het werk rechtstreeks naar de buiten-