ONS ZEELAND Nog in 1847 was de nieuwe polder bedijkt, en hij kreeg den naam van Sebastiaan de Langepolder. UIT ZEELAND'S VERLEDEN 4 Links: 7 Mei verliet de brigade-commandant der rijksveldwacht Q. van de Driest te 's Heer-Arendskerke den dienst met pensioen. Rechts: Te Goes vierde het echtpaar Van Doele—Joosse zijn gouden huwelijksfeest. kleinste eiland van ons Zeeland, namelijk de Oranjeplaat, of kortweg het „Plaatje" genoemd. Nu meer dan een eeuw geleden ('t was in 1819) lag daar een groot schor, dat in 1846 een oppervlakte van honderd bunders besloeg. Particulieren uit Middelburg kochten de gronden van het rijk, en besloten het Westelijk gedeelte er van te bedijken. Die inpoldering kostte 52.000.en men schreef, om deze gelden bijeen te krijgen, een geldleening uit, verdeeld in 52 aandeelen van 1000.met aflossing in termijnen van minstens 4000.te beginnen op 1 Mei 1850. Volgens de Historie toch is op deze plaats de Veersche geuzenadmiraal, Sebastiaan de Lange, den 22en Mei 1572 door vier Spaansche schepen aangevallen. Na een hevig ge vecht werd zijn schip geënterd, maar inplaats van zich over te geven liet hij zijn bodem met die van zijn vijand in de lucht vliegen. De Sebastiaan de Langepolder was groot 67.08 H.A., en bestond uit besten kleigrond, die menigen finken oogst ople verde. Kort na de inpoldering werd er naast eenige woningen een graanschuur gezet. Het eilandje werd gevoegd bij de gemeente Arnemuiden, en het verkeer zou voortaan onderhouden worden door een veerboot van den Wilhelminapolder in Walcheren naar het nieuw gewonnen land. Na tien jaar was het Zuid-Oostelijk gedeelte van de „Oranjeplaat" zoo aangewassen, dat men besloot, een twee den polder in te dijken. Deze kreeg den naam van Calandpolder, genoemd naar den hoofdingenieur van waterstaat, A. Caland. Onderwijl was „De Langepolder" verkocht aan een par ticulier te Biervliet, voor de som van 72.000.evenveel kostte de inpoldering van den Calandpolder, die enkele H.A. kleiner was dan de eerste. Nadat in den herfst van 1857 de storm voor 30.000 aan de zeeweringen vernielde, kwam het volgend jaar de mis lukking van graan en koolzaadoogst. En voor 1858 ten einde was, bracht storm weer andermaal groote schade aan de dijken (ƒ25.000). Toch begon men in hetzelfde jaar ook den Calandpolder te bevolken. Er verrees een heerenhuis met boerenwoning en veestal len, waarvan we op onzen tocht over de slikken nog brok stukken ontdekten. Voor den bouw werd de benoodigde steen in den Sebastiaan de Langepolder gebakken. Veel plezier heeft men van de polders toch nooit beleefd. Door het slechte onderhoud van de zeeweringen, door de verplaatsing van de dieptegeul in de Zandkreek, en door de afdamming van het Sloe in 1871 werd de Oranjeplaat dikwijls met ondergang bedreigd. Herhaalde keeren werd een inlegdijk gelegd, die dan tel kens weer buitendijk werd. 8 en 9 Februari 1889 overstroomde heel de Sebastiaan de Langepolder, en pas den elfden kon het zeewater door de sluis afgevoerd worden, waardoor het land weer droog kwam. Van de Zuidzijde van den Calandpolder werd er nu een dam naar den Schengepolder gelegd, zoodat men thans, (aldus de heeren Walraven en Polderdijk in hun „Kuststreek van het Zuid-Oostelijk deel van Walcheren") ten allen tijde het Plaatje van de Zuid-Bevelandsche zijde zoowel te voet als per rijtuig kan bezoeken. Hoezeer is dat veranderd sinds den tijd, dat de schrijvers hun boek uitgaven. Den 12en 1906 heeft men het heele eilandje aan de golven moeten prijsgeven, dijken zijn weggeslagen en verbrokkeld, huizen ingestort. De dam bij den Schengepolder staat bij vloed heelemaal onder, en bij eb kan slechts hij, die voor uitglieren op de week-gladde slikken, en modder tot over den enkels niet be vreesd is, de kruin van een gebleven brok dijk bereiken, Van een herder hoorden we, dat de laatste bewoner van het „Plaatje" in een visschersschuit onder aan den Walcher- schen zeedijk leeft. Nog dikwijls vaart de man naar het verdronken eilandje. L. DE BREE. (De historische mededeelingen uit Kust streek v/h. Z. O. deel van Walcheren). door D. A. DE STOPPELAAR. V. De laatste kamp om Middelburg. 'n Ander deel der Spaansche vloot keert naar Antwerpen terug; Beauvoir heeft verschillende schepen verloren en is geheel terneer geslagen, te meer daar de Spanjaarden aan hem 't mislukken der expeditie wijten. Toch durft Alva's opvolger, Requesens, hem niet door 'n ander te vervangen, daar de vlootvoogd bij de regeeringsgetrouwe Nederlanders zeer gezien is. Bovendien bestaat de vrees, dat z'n vloot dan ook uiteen raakt, daar de soldaten, die er zich op bevin den, tot zijn afdeeling behooren en de matrozen zijn partij trekken. Moge het den vlootvoogd ontbroken hebben aan vastbe radenheid en beleid, aan trouw aan den Koning faalt 't hem niet. Doch de meerderheid der Zeeuwsche vloot blijkt onbe twistbaar, sinds deze de Spaansche in Bergen op Zoom houdt opgesloten. En als Requesens hem aanspoort om nogmaals zee te kiezen, betuigt hij dan ook opnieuw gereed te zijn, z'n leven in 's Konings dienst te wagen. Het moreel zijner bemanning heeft door slechte betaling zoozeer geleden, dat 'n groot deel naar Oranje overloopt die vloot, deels te Antwerpen en Bergen op Zoom geankerd, kost maandelijks wel 36.000 kronen aan onderhoud en daar de geldnood bij de Span jaarden altijd chronisch is, wordt voor de bemanning zóó slecht gezorgd, dat er eiken dag van koude en gebrek om komen. Daarbij komt nog, dat 'n groot deel van 't geschut in 's Prinsen handen is geraakt. Als Requesens nog in Spanje is, heeft hij zich wel honderd maal afgevraagd, „hoe het mogelijk is, dat de omwentelingsgezinden zulke talrijke vlo ten onderhouden, terwijl de Koning er niet één voldoende

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 4