I i D/M-EH mm mi i mm rat m wm i l ONS ZEELAND 15 Schaken. No. 20. 18 Mei 1929. Wm. Wé. cS UI ...Jl Dammen. No, 20, 18 Mei 1929, i m m jtüMm. m Mm. lH Verzoeke alle brie ven betrekking hebbende op deze rubriek te rich ten aan den heer A. J. C. Nordlohne, Ravelijn 2, te Goes Probleem No. 20. E. ZEPLER. Zwart (7). abcdef g h Wit (4). De stand is: Wit: Kd3, Da6, Lf4 en g8. Zwart: Kd5, Td7 en e7, pi. a5, c5, e6, h3. Wit begint en geeft mat in drie zetten. Oplossingen worden gaarne ingewacht vóór 30 Mei e.k. Oplossing van No. 17 (Mansfield), 1. De2 dr. 2. De7 mat. 1. Pd7. 2. Lf7 mat. 1. Pd3. 2. Lc6 mat. 1. P wil lek. 2. Db5 mat. 1. eó of e5. 2. Td8: mat. Onderstaande partij is gespeeld tus- schen den Hongaar L. Steiner (wit) en den Amerikaan Mattison (zwart). Spaansche opening. 1. e2e4. e7e5. 2. Pgl—f3. Pb8có. 3. Lflb5. a7—aó. 4. Lb5a4. f7f5. Een ongewone zet. In den regel speelt men Pfó. De koning wordt bij den tekst zet wel wat vlug van zijn verdedigers verlaten. 5. d2d4. Dit is beter dan ef5:, waarna zwart met d7 vlug zijn pion terug wint met aanvalsspel. 5e5Xd4. 6. e4e5. Pd4: geeft gelijk spel. 6Lf8c5. 7. 0—0. Pg8—e7. 8. La4b3. Om de rochade te verhinderen. 8d7d5. 9. c2—c3! d4Xc3. Deze zet is gedwongen, daar anders wit c3Xd4 speelt en behalve pionwinst, een stuk centrum verkrijgt. 10. PblXc3. Lc8—eó. 11. Pf3g5. Leóg8. 12. Ddlh5f Wit stond uitstekend en had nu door eó te spelen in het voordeel kunnen ko men. Die pion staat daar zeer sterk en is best te verdedigen. 1 2g7— gó. 13. Dh5hó. Er dreigt nu Dg7 met torenwinst. Zwart heeft nu een fijn tegenspel. 1 3Pc6Xe5! Na Dg7 speelt zwart nu Ld4, waarna door Pf3f de dame verloren gaat. 14. Pc3e2. Pe7có. 15. Dhóg7. Dd8e7! 16. Dg7Xh8. 0-0—0. 17. Lel—f4? Beter was Pc3 en dan Lf4. 17Pe5—d3. 18. Dh8—c3. De7Xe2. 19. Lf4g3. d5d4. 20. Dc3—c2. De2Xc2. 21. Lb3Xc2. Pd3Xb2. Zwart is nu de kwaliteit achter tegen drie pionnen. 22. Lc2—b3. d4—d3. Deze pion wordt nu heel gevaarlijk. 23. Tal—bl. Lc5—a3. 24. Lb3Xg8. Td8Xg8. 25. Pg5—eó. d3—d2. 26. Lg3f4. Tg8e8, 27. PeóXc7. Te8—e4. 28. Pc7—d5. Te4—d4! Nu staat het paard en de looper in. 29. Pd5—bóf. Kc8d8. 30. Lf4g5f. Kd8c7. 31. Tfl—dl. Het paard is toch verloren. Ook na Pa8i, dan volgt Kb8 en Ka7, 31Pb2Xdl. 32. TblXdl. Kc7Xbó. 33. Lg5—e3. La3—cl! 34. Kgl—fl. Ld4:f levert niets op. Er volgt Pd4:, en dan Pb5 en Pc3. 34Kbó—b5. Zwart gaf hier op. Na 35. Ld4: Pd4: is het witte kasteel gevangen. De zwarte koning gaat im mers naar c2. Probleem No, 20a. Zwart (10). 2 3 4 47 48 49 Wit (9). De stand is als volgt: Zwart: 8, 9, 15, 17, 19, 27, 33, 36, 38 en een dam op 18. Wit: 25, 34, 40, 44, 45, 47—50. Wit begint en wint. Dit probleem is ons welwillend toe gezonden door den heer W. Dommisse te Bergen op Zoom. Oplossingen van dit probleem alsmede van No. 20b, worden gaarne ingewacht vóór 30 Mei e.k. Oplossing van No. 17a. (D. v, Duyn). 34—29 38—32 43—38 32—27 23X34 14X23 34X43 22X42 33X15 49X27 56en wint. 42X33A of 5 6 47X29 en wint. 43X32 Een vrij lastig probleem. No. 17b. 24—20 28—22 26X17 32X3 1 2 34 15X24 17X28 12X21 21X.41 5 3X36. Goede oplossingen werden ontvangen van W. Dommisse te Bergen op Zoom en J. J. Poissonnier te Schoondijke, J. C. van Breda te Amsterdam, allen No. 17a en 17b. Hieronder volgt nog een gemakkelijk probleem. No. 20b. Zwart (7): 6, 9—11, 16, 17, 19. Wit (7): 22, 26, 28, 33, 35, 39, 48. Bij keuze van zetten, moet zwart na tuurlijk die spelen, die onmiddellijk ver lies vermijdt. Wit begint en wint.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 15