ONS ZEELAND DE SCHOONE ONBEKENDE 18 Naar het Engelsch van A. M. BURRAGE. De aanwezigheid van Flinders op de Club was voor Bobby Marquand voldoende aanleiding om de eenzaamheid te zoeken. Het was vreeselijk zooals die vent bridge speelde en daarbij had hij een manier van lachen die je het gevoel gaf of iemand met een natte vinger over een glasruit streek. Flinders was een zeldzaam vervelend heer in gezelschap; hij had een onstuimige bewondering voor zijn eigen moppen en eeuwig zocht hij Bobby's gezelschap voor de vijftiende maal had deze nu al een uitnoodiging afgeslagen om een week-end bij Flinders familie in Bournemouth door te bren gen. Bobby sloeg dus op de vlucht, toen hij Flinders in de verte zag opdoemen, In de hall ontmoette hij Lees-Makepie- ce die hem vriendschappelijk begroette. Niet bridgen vanmiddag vroeg hij. Neen, antwoordde Bobby laconiek Flinders is er. Zoo, Flinders En Lees-Makepiece haalde veelbetee- kenend de schouders op. Bobby riep een taxi en liet zich naar Hyde Park rijden, waar hij op een bank ging zitten. Een troep muzikanten speelde een vroolijk deuntje en toen een van hen bij Bobby om geld kwam, ontdekte de jonge man dat hij nog maar een paar shilling aan klein zilvergeld bezat en verder niets. Drommels zei hij tegen zichzelf. Had ik nog maar even wat van de bank gehaald. Maar ik zal wel geen geld noodig hebben. Maar voor er twintig minuten voorbij waren gegaan, wist hij dat deze optimistische veronderstelling niet juist was ge weest. Een meisje kwam het pad af waaraan hij zat. Hij keek terloops naar haar zij had waarschijnlijk evenals hij niets beters te doen. Zijn tweede blik was minder oppervlakkig dan de eerste hij bewonderde haar japon, die zoo uitstekend bij haar oogen kleurde. Toen keek ze hem aan, een glimlachje verhelderde haar gezicht en ze verhaastte haar schreden in zijn richting. Neen maar, dat is toevallig riep ze met een donkere, aangenaam-klinkende stem. Wat voer jij hier uit, Bobby Oeh. ik geniet van het mooie weer, lachte hij, toen zij hem haar kleine hand toestak. Je bent me toch niet vergeten, Bobby vroeg ze kwasi- ernstig, toen een verwonderde, aarzelende blik in zijn oogen kwam. Ik ben Joan. Door de muziek was zijn verlegen lachje gelukkig niet hoorbaar. Hij was in een moeilijk parket. Hij zou haar waar schijnlijk wel kennen, hij heette immers Bobby dus vermoe delijk bedoelde ze hèm Maar op het moment wist hij zich haar toch absoluut niet te herinneren en met zenuwachtige haast zocht hij in alle verborgen hoeken van zijn geest. Al had ik mijn geheugen ook verloren, dan zou het zien van jou het me weer teruggeven zei hij complimenteus. O Maar Bobby, je bent er ook op vooruitgegaan, hoor! Jaren geleden gaf ik je als hopeloos op, toen ik nog een klein meisje was. Jaren geleden.een klein meisje Dat was het dus Een meisje van bijvoorbeeld dertien jaren, is niet meer te herkennen als ze twee en twintig is, terwijl een jonge man van een en twintig er op zijn dertigste haast nog net zoo uitziet. Maar de naam Joan Hoeveel Joans had hij niet gekend in de laatste jaren Waarom waren die tegenwoor dige ouders niet vindingrijker'bij het bedenken van namen voor hun kinderen Nu, ik ben blij dat je mij herkend hebt, ging het meisje voort, ik zou me geen raad geweten hebben als je per slot van rekening Bobby niet geweest was Dan zou ik gedaan hebben alsof, antwoordde hij stoutmoedig. Maar ik ben zeker niet zoo veranderd als jij Hoe lang hebben we elkaar nu niet gezien Nu, dat is zeven of acht jaar geleden, denk ik. Herin ner je je dat werkelijk niet meer Zeg, je kon me best vragen om met je te gaan eten, na onze hernieuwde ken nismaking. Je neemt me de woorden uit den mond, zei Bobby opgewekt waar zullen we elkaar straks ontmoeten, Joan Ik moet me eerst gaan verkleeden. Wat 'n onzin Ik ben maar voor een dagje hier, dus ik ga ook zooals ik ben. Ik hoop dat het je niet kan sche len als we vroeg eten, want ik moet met den trein van half negen weer weg. Hij glimlachte om het avontuurlijke van het geval. Maar ik moet eerst even hier of daar een chèque verzilveren. Om je de waarheid te zeggen heb ik nog geen fooi voor den kellner bij me. Arme stakker Maar dat hindert niet Ik ben op het oogenblik zoo rijk dat ik niet weet wat ik met al mijn geld moet doen. Ik inviteer je. Ze zag hem aan en zag dat hij de wenkbrauwen fronste Wat is er vroeg ze. Je bent toch niet zoo hope loos ouderwetsch dat je het vervelend vindt om mijn gast te zijn -Och eigenlijk gezegd wel een klein beetje, zie je, be kende hij aarzelend. Zie je, na zooveel jaren. als we elkaar nu dikwijls ontmoet hadden den laatsten tijd. Ze liet een prettig lachje hooren. Malle jongen Luis ter, ik heb een idee, dan hoef je je ook niet bezwaard te voelen. Jij noodigt me als contraprestatie dan uit voor een volgenden keer En ze was zoo onweerstaanbaar, dat Bobby niet anders kon dan toegeven, al streed het hevig tegen zijn principes om van een vrouw geld te leenen. Ze wandelden samen naar Marble Arch en Bobby begon onnoozele vragen te doen. Waar woon je nu vroeg hij. O, altijd nog in hetzelfde huis, antwoordde ze luchtig. Van ergernis klakte hij met zijn tong tegen het verhe- pelte en hij hoopte dat zij het maar niet gehoord had. Waar om kon zij verdorie niet zeggen Brighton of Leighton of zooiets - Nog iets bijzonders gebeurd in dien tijd Neen. Vader en moeder zijn nog net als altijd. Je zoudt ze niets veranderd vinden, En Roy, vervolgde ze. Je herinnert je Roy toch nog Even was hij niet op zijn qui vive. Roy, wie flapte hij er uit. Mijn broer Roy O, ja, ja, ja, natuurlijk, Roy. Ja O, niets. Ik wilde je alleen maar zeggen dat hij als een vervelende zeurkous is opgegroeid. Ik weet soms niet hoe ik hem veranderen moet. Jij moest het maar eens pro- beeren. Je woont natuurlijk in de stad Ik kom hier vrij geregeld boodschappen doen. Als ik weer eens kom, zal ik je schrijven. Graag, antwoordde hij oprecht met een blik vol be wondering op het mooie meisje, Maar je weet mijn adres niet. Ik zal je straks mijn kaartje geven. Bobby riep een taxi aan en terwijl ze door Oxford Street reden, haalde Joan uit een dikke beurs een rolletje bank biljetten, die ze op Bobby's knie legde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 16