STOOMEN-VERVETI DORDRECHT ONS ZEELAND De Ververij voor Zeeland is STOOMEN - VERVEN - PLISSEEREN - STOPPARE 19 De bedroefde vrouw zei niets meer wat gaf het ook, zoo iets moest je kunnen voelen. ,,Ja," begon de oudste met luide stem, „we zijn gekomen om het één en ander te regelen. „O," antwoordde mevrouw van Buren dof. Ze had gedacht dat haar broers kwamen om haar te condoleeren en te deelen in haar verlies. „Ja," zei ze gelaten, „regelen...." „Nu je weduwe bent, moet je gaan bezuinigen," klonk het op bedillenden toon, „ik vind, je moest je man dus tweede klasse laten begraven. Wat denk je hierover?" vroeg hij zakelijk den anderen broer, die vaag knikte. „Neen kreet ze, „neen, het zal heel mooi zijn,, hét is 't laatste, wat ik voor hem doen kan. Ik wil er niet over praten. Waarom kom je daar nu voor, dat kan toch wachten?" „Wachten?" zeide hij minachtend en haalde de schou ders op. „We zullen een lijst maken voor de kaarten." Onaangedaan greep hij zijn zakboekje en vroeg zakelijk „Zullen we eerst de advertentie opstellen Zoo kort moge lijk, vind ik." Mevrouw van Buren gaf geen antwoord en de andere broer wierp een steelschen blik op haar. Bernard schreef. Zijn zuster zat dof voor zich heen te sta ren en draaide zenuwachtig haar zakdoek om en om, tot een vormeloos propje. Na een half uur legde Bernard een paar beschreven velle tjes papier voor zijn zuster neer. „Zoo goed vroeg hij op een toon, alsof hij een menschlievende plicht had gedaan. Marie las, zonder het te begrijpen. „Laat mij eens kijken verzocht Alfred, die tot nu toe nog niets gezegd had. Hij trok de papieren naar zich toe, nam zijn potlood en verbeterde iets in de advertentie. „Zoo is het dunkt mij beter", zeide hij en schoof zijn broer het papier toe. „Jawel, natuurlijk", bromde Bernard, „maar op deze ma nier kost de advertentie een paar gulden meer." „Wat zeggen jullie kreet de weduwe plotseling. „Laat eens kijken. Ja, ja, natuurlijk, Alfred heeft gelijk, zóó wil ik het", besliste ze, en hulpzoekend keek ze haar broer Al fred aan. „Nu, dan moet je het zelf weten", gaf Bernard boos ten antwoord. Na de begrafenis, die heel mooi was geweest, droeg Marie in het vervolg zwarte kleeren, die ze nooit meer wilde af leggen. „Het leven heeft geen vreugde meer voor mij placht ze te zeggen, „alles is nu eentonig en dor geworden". De broers en hun vrouwen kwamen nooit, want „Ach Ma rie zal altijd te klagen en te jammeren over het verlies van haar man. Ze moest een ander nemen. Zij, met haar kapitaal tje kon nog best 'n man krijgen." Zoo spraken de schoonzus ters onder elkaar, maar toch durfden ze hiermede niet bij Marie aan te komen. Nu en dan, met verjaardagen, of an dere gelegenheden, bezocht de weduwe van Buren de gezin nen van haar beide broers, doch ze kwam er altijd zoo be droefd vandaan, dat ze het liever niet deed. Emma en Lucie, de beide schoonzusters, spraken steeds over hunne kinderen en haar man. En dan was het hard de zorgende liefde te zien, waarmede deze vrouwen omringd werden. Zooals Jan voor haar, Marie, was geweest, ach dat was eenig nooit, nooit kon ze hem vergeten. En in de stille, keu rig aan den kant gemaakte woning zat ze dan eenzaam, vreemd verloren in haar zwarte japon en snikte het uit „Jan, o, o, ik kan niet zonder je, ach was ik toch maar dood, om voor altijd bij jou te zijn". Eens, toen ze weer zoo wanhopend was, kwam Bernard, haar oudste broer, bij haar op bezoek. „Wat is er deed hij verwonderd en keek zuur naar haar behuild gezicht. BILLIJKE PRIJZEN VRAAGT PRIJSCOURANT ZENDINGEN VRACHTVRIJ Snikkend zei ze hem, dat ze zoo eenzaam was, zoo ver schrikkelijk verlaten zonder haar man. „Zoo erg heb je het nog niet", vond hij koud. „Duizenden vrouwen verliezen haar man. En je kunt toch leven, zelfs royaal leven het huis dat je bewoont is van je zelf, enfin. je hebt geen zorgen, ga eens wat afleiding zoeken „Afleiding riep ze, „welke afleiding, en dan, geen zor gen, wat geef ik daarom Had hij Ze kon den zin niet voltooien, want Bernard viel haar in de rede „Nu, als het je dan niet schelen kan, komt het juist gelegen Alfred zit op het oogenblik in moeilijkheden. Ik heb ook een gezin en kan hem niet helpen, maar jij zoudt het kunnen doen". „Wat doen?" vroeg ze ontsteld, „en wat is er met Al fred. „Nu ja", antwoordde Bernard ongeduldig, „zakenmoei- lijkheden. De vraag is, of jij borg voor een paar duizend gul den voor hem wilt zijn. Je kunt het, je hebt geen kinderen en bovendien een vast inkomen. Ik zie niet in, waarom je het niet zoudt doen, praatte hij ongeduldig verder, teen ze hem ontzet bleef aanzien. „Hij zal toch niet failliet gaan vroeg ze verschrikt. „Natuurlijk niet, als jij hem helpt antwoordde hij, „en bovendien, het is je broer, je bent het in zekeren zin ver plicht. Je doet er natuurlijk ook een enorme weldaad mede. Denk eens aan zijn gezin. Natuurlijk d6cd ze het. Ze werd er als t ware door Ber~ nard's koude oogen toe gedwongen. Maar toen haar broer weg was, dacht ze verwonderd, waarom hij, die toch zoo on gevoelig was, zoo vol vuur gepleit had voor Alfred. Maan denlang hoorde ze niets van haar familie. Ze was angstig geworden voor haar handteekening en zou graag willen we ten, hoe het er mede stond. „Zou Jan dit gedaan hebben vroeg ze zich af en ze begreep, dat wijlen haar man wel voorzichtiger zou geweest zijn. Maar hij zal me toch niet ruïneeren, dacht ze, mijn broer, dat zal hij toch niet kun nen doen Ze nam een kloek besluit en ging naar Alfred toe. Nu moest ze eindelijk zelf eens weten, hoe ze er voor stond. Toen ze bij Alfred en Lucie in de gezellig gemeubelde huiskamer zat, durfde ze er eerst niet over te beginnen. Doch nadat Lucie de geurige thee in de fijne poroeleinen kopjes had geschonken, vatte ze plotseling moed. Ze keek het wer- keliik smaakvol gemeubelde vertrek rond en zeide tastend „Het gaat je weer goed, hé „Goed, goed, dat is te zeggen, we hebben onze zorgen en dan de opvoeding van de kinderen. Alfred keek be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 17