4 ONS ZEELAND Centrale Gasvoorziening voor Oostelijk Zuid-Beveland. Tegelijk met de plannen voor de electrificatie van den Middengroep (d. i. Walcheren en de Bevelanden), is de z.g. Mabegkwestie ontstaan. Men zou n.l. in verband met de electrificatie van de zijde der gemeenten in den Midden groep een garantie eischen, alvorens aan eenig werk uitvoe ring zou worden gegeven. De gemeenten Rilland-Bath, Krab- bendijke, Waarde en Kruiningen kenden deze garantie niet geven, omdat zij de exploitatie van hare gasfabrieken hadden verpacht aan de Mabeg te Utrecht, o.m. onder voorwaarde, dat van de zijde dier gemeenten tijdens den duur van het contract geen concessie aan derden zou worden verleend voor 't aanbrengen van een anderen lichtbron. Zoolang het pachtcontract met de Mabeg liep, kon derhalve niet aan electrificatie worden gedacht, als genoemde Maatschappij daaraan hare medewerking onthield. 't Spreekt dus vanzelf, dat op deze kwestie aller aandacht was gevestigd, omdat hierop de electrificatie van den Mid dengroep in deze garantieperiode dreigde te stranden. In verschillende richtingen zijn pogingen aangewend om tot een oplossing te komen. Al deze werden gezocht in concen treering dier kleine bedrijven. Nu eens ging het initiatief hiertoe uit van de Mabeg zelf, dan weer maakten de betrok ken gemeenten de kwestie aanhangig, maar tot resultaat leidde dat niet. De electriciteitscommissie-Welleman trad eveneens in onderhandeling met de Mabeg, bracht het zelfs tot een concreet voorstel, waarbij eenige financieele hulp van de P.Z.E.M. werd gevraagd, maar ook dit scheepje kwam niet in veilige haven. Genoemde commissie stelde zich daarop in verbinding met het gemeentebestuur van Goes om te trachten te komen tot een centrale gasvoorziening vanuit de Goesche gasfabriek. Uitkomst brachten deze conferenties niet. Een en ander had tot gevolg, dat ook 't Bestuur der P.Z. E.M. zich met deze bijzondere kwesties bemoeide en dat het gemeentebestuur van Goes den heer Ochtman, gasdirecteur te Haarlem, opdroeg om in overleg met haar eigen directeur, den heer Brink, den Raad hierover van advies te dienen. Een rapport Ochtman-Brink d.d. 12 Mei 1928 was hiervan het gevolg. Op grond van dit rapport bereikte den Mabeg- gemeenten een voorstel van de P.Z.E.M. om te komen tot gemeenschappelijke gasafname vanuit Goes. Dit voorstel is door de Mabeggemeenten eenparig als onaannemelijk ter zijde gelegd de gasprijs, waarvoor Goes zou leveren, was zóó hoog 9.2 ets. in den gashouder te Krabbendijke dat zonder veel moeite kon worden uitgerekend, dat daar mede slechts nadeel was te bereiken. De „buitengemeenten leken als win (st)gewesten te zijn beschouwd. Van eenige medezeggenschap was geen sprake, evenmin van eenige be langengemeenschap en dan nog dien abnormaal hoogen prijs. Duidelijker dan ooit werd het toen den Mabeggemeenten, dat zij op elkander waren aangewezen en dat zij de oplossing zouden hebben te zoeken buiten de medewerking van derden. Hierin ligt de voornaamste verdienste van genoemd voor stel. De onderhandelingen van de zijde der betrokken gemeen ten met de Mabeg werden toen met meer ernst hervat. De gascommissie Oosteinde'' benoemde in dit verband den heer J. G. van Niftrik als adviseur. Mabeg formuleerde een eind-voorstel, dat door Kruiningen werd geamendeerd en 'ten slotte door alle gemeenten is aangenomen. De ge meenten zouden met 1 Juli 1928 het pachtcontract ontbinden en de fabriek in eigen beheer nemen. Mabeg zou de geleden verliezen dragen en bovendien nog een bedrag van ruim 40.000.als afkoopsom aan de gemeenten gezamenlijk uitkeeren. Over dit voorstel werd men het eens. Het is hier de plaats om vast te leggen, dat met de Mabeg altijd op vlotte wijze is samengewerkt en dat van ontbinding van het contract geen sprake zou zijn geweest, als de omstandigheden dit niet noodzakelijk hadden gemaakt. Juist in die dagen van onderhandeling werd de gasmeester aan de fabriek te Krui ningen elders benoemd. Na overleg werd in deze betrekking niet voorzien, maar werd het beheer der Kruiningsche fabrieken tijdelijk opge dragen aan den directeur der gasfabriek „Oosteinde", den heer O. J. Geerling. Ondertusschen begreep men te Kruiningen zoowel als hier, dat men met overname der fabrieken nog niet op het eind punt was gekomen. De heer Van Niftrik had reeds gerap porteerd, dat door samenvoeging dier kleine fabrieken door n.l, Kruiningen en Hansweert stop te zetten en de gasvoor ziening te doen plaats hebben vanuit de gasfabriek „Oost einde", belangrijk beter financieel resultaat zou worden ver kregen. Genoemde heer rapporteerde echter in Juli d.a.v, dat een centrale gasvoorziening vanuit Goes, waarbij waren gedacht Kapelle, Wemeldinge en Yerseke, tot een nog gunstiger resultaat zou leiden,. De heer Van Niftrik kwam tot deze conclusie, nadat hij alle betrokken gasfabrieken in loco had bezien en de bedrijfs- rekeningen had bestudeerd. In een conferentie met het ge meentebestuur van Goes heeft hij een en ander mondeling toegelicht. In deze conferentie bleek, dat Goes met verschil lende gemeenten contracten wilde afsluiten, zooals die reeds bestaan met Kloetinge en Kattendijke (Wilhelminadorp). Goes meende vooral, dat het moeilijk zou zijn vast te stellen, welke waarden de verschillende gemeenten, die in het bezit van een gasfabriek zijn, in de gemeenschappelijke zaak zouden moeten inbrengen, terwijl nogmaals de aandacht werd gevestigd op het rapport Ochtman-Brink. In dit stadium, 1 Sept. 1928, vertrok de directeur Geer ling naar Schoonhoven en kwam in zijn plaats de heer J. D. A. Sneep, als gemeenschappelijk directeur. Van dezen alleszins bevoegden deskundige hadden de gemeenten direct de hulp, welke zij van hem hadden verwacht. Allereerst legde deze in een rapport vast, hoe hij dacht over een combinatie Kruiningen„Oosteinde Ook hij kwam tot een financieel gunstiger resultaat dan bij aparte exploitatie, zij het ook dat hij het voordeel minder hoog aansloeg dan de heer Van Niftrik had gedaan. Dit verschil vloeide voornamelijk voort uit de omstandigheid, dat de heer Van Niftrik de afkoopsom der Mabeg blijvend had gekapitaliseerd. Ook de burgemeester van Kruiningen had zijn berekeningen in een nota neergelegd. Deze wees even eens op voordeeliger exploitatie dan wanneer de bestaande toestand bleef voortbestaan de financieele resultaten van den Burgemeester van Kruiningen klopten zeer wel met die, neergelegd in het rapport van den directeur. Ook hij had het bedrag, door de Mabeg uitgekeerd, buiten berekening gelaten. Algemeen was men dan ook van gevoelen dat een combi natie der gasvoorziening voor O. Zuid-Beveland tot stand diende te komen, maar ondertusschen wilde men geen stap pen doen, die een gascentrale vanuit Goes zouden uitsluiten, want in dat laatste zag men nog altijd meer economie, als tenminste Goes tot een reëele en redelijk opgezette belan gengemeenschap zoude willen medewerken. Zij wilden Goes den tijd laten, vandaar, dat aan een gemeenschappelijke regeling voor O. Zuid-Beveland slechts zeer terloops werd gewerkt. Wel werden conferenties gehouden, waarin de groote lijn werd uitgestippeld en hadden we ons vergewist,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 2