ÜTKON NKLUKE^É
STOOM UJA55CHERÜ
TWulfcl iR" >7*1 OPGERICHT
JCILUL. AUG.BiERENS
DORDRECHT VRAAGT TARiEF
Afhaafdiensten-te Goes, Zierikzee,
Middelburg, enz.
Bij het
schrijven op
advertentiën
wordt men
beleefd
verzocht
Ons Zeeland
te vermelden
6
ONS ZEELAND
de Zwarte genaamd, van stapel. Ze werd terstond naar Zee
land gebracht. Men kon haar hier goed gebruiken, want het
plan bestond om Antwerpen een toontje lager te laten
zingen. Daartoe was de galei onmisbaar en werd ze terug
geroepen van voor Sluis, waar ze reeds schrik aangejaagd
had. Bovendien werden nog 13 jachten of sloepen met ge
routineerd bootsvolk bemand, terwijl men uit de forten Lillo
en Liefkenshoek, gelegen aan weerszijden van de Schelde,
nog 125 man betrok. Aan het hoofd der onderneming stond
Jan Evertsen, die vergezeld werd van de kapiteins Pie-
tersen, De Camp en Schnitz.
s Nachts van 29 od 30 November 1600, ^eenige maanden
nadat Prins Maurits den slag bij Nieuwpoort gewonnen had,
voeren de schepen de Schelde op. Zonder tegenstand pas
seerde men de vijandelijke forten, daar men meende met
Vlaamsche schepen te doen te hebben. Ter bestemder plaat
se gekomen blies men even op de trompet, waarna het ka
nongebulder een aanvang nam. Men wilde probeeren het
daar liggende groote admiraalschip te bemachtigen. Het
had een groote, ijzeren punt aan den voorsteven, waar de
zwarte galei zoo krachtig tegen voer, dat er van losko
men geen sprake was, zoodat men van het eene schip een
stuk moest zagen. Na een feilen strijd van een uur werd
het admiraalschip bemachtigd.De bemanning der overige
schepen maakte zich verdienstelijk door de vijandelijke
schepen te beletten het admiraalschip te ontzetten, ja ze wis
ten nog acht vaartuigen buit te maken.
De trompetters bliezen toen lustig het Wilhelmus. Men
kan zich voorstellen welk een ontsteltenis dat in Antwerpen
teweeg bracht De burgerij dacht zich de stad reeds over
rompeld. Maar het zou natuurlijk vechten tegen windmo
lens zijn geweest om met zoo weinig mannen de machtige
Scheldestad aan te vallen. Met den kostbaren prijs kwam
men den volgenden morgen in Zeeland aan, waar dit helden
feit natuurlijk groote verwondering en opgetogenheid ver
wekte. 5)
Nog eenmaal ontmoeten we onzen onverschrokken land
genoot op het krijgstooneel en wel op den 26sten Mei van
het jaar 1603. Hij bevond zich toen in gezelschap van den
even onverschrokken Joost de Moor, wiens naam in het
Zeeuwsche Volkslied vereeuwigd is.
Den ons reeds bekenden Frederik Spinola had te Sluis
acht zwaar gewapende galeien en vier fregatten (snelrei-
zende oorlogsschepen) uitgerust, met het doel om hiermee
Walcheren aan te vallen en zoo mogelijk te veroveren.
De Moor en Pietersen hielden met vijf schepen, waaronder
twee galeien (de eene was een Zeeuwsche galei de andere
„de zwarte") de whcht voor de haven van Sluis. Onverhoeds
viel Spinola met de zijnen op de Zeeuwen aan. Hoewel de
onzen veel geringer in aantal waren, dachten ze aan geen
vluchten. De eerste aanval was geweldig. Meer dan duizend
Musketiers vuurden op de onzen. Het duurde dan ook gerui-
men tijd vóór het gevecht beslist was. De Vlissingsche vloot
werd door de windstilte verhinderd cm hulp te verleenen,
doch de Spanjaarden vreesden, dat dit met het te wachten
getij veranderen zou. Daarom spanden ze alle krachten in
en herhaalden telkens den aanval de Zeeuwen konden
hen echter bijna altijd van het lijf houden. Toch heeft Pie
tersen het nog een poosje kwaad te verantwoorden gehad.
Hij werd door niet minder dan vier schepen aan boord ge
klampt. Gelukkig verlieten er spoedig twee zijn schip,
waarna hij ook de anderen tot afvaren dwong.
Na ongeveer een uur gevochten te hebben, stak de wind
op en onze admiraal Haultain, die met zijn vloot in Vlissin-
gen lag, verliet direct zijn veilige schuilplaats om zijn
landgenooten een handje te helpen. Dat was echter niet
meer noodig, want nauwelijks hadden de Spanjaarden hem
zien aankomen of ze weken in groote wanorde en met ont
zettend verlies naar Sluis terug, te meer nog, daar hun aan
voerder, Spinola, doodelijk gewond was. Onze Pietersen
werd ook gewond, „dog hij verkreeg weder zyne voorige
gezondheid". Eveneens was De Moor gekwetst. Het aan
tal gesneuvelden aan onze zijde bedroeg 38. Terecht merkte
een schrijver .hierbij op „Weinig was wel dit verlies in
vergelijking van dat des vijands, hetwelk minstens tienmaal
meer bedroeg, maar het was toch veel in verhouding van
de kleine magt der Zeeuwen, van welke bijna niets kon
gemist worden, om den strijd vol te houden".T)
De onzen, die zeer blij met deze overwinning waren,
„dankten God te gader door het zingen van den XXXIV
psalm" en gaven alzoo niet aan zich zelf de eer. De Staten
vereeuwigden deze kloeke daad door een penning te laten
slaan, op dit feit betrekking hebbende. Op de eene zijde
stonden twee schepen en twee galeien op den rand stond
cedunt trice-mes navibus 1603. (de galeien wijken voor de
schepen). Aan den anderen kant las men victae perempto
Spinola, den 26 May. (Spinola overwonnen en gedood).8)
Verder hebben de Staten van Zeeland van dezen slag een
schilderij laten vervaardigen door den schilder Ambrosius
Bosschaert, die hiervoor „de somme van veertich ponden
grooten Vlaems" 240heeft ontvangen.
Door de vele kwetsuren, die hij opgeloopen had en door
zijn ouderdom trad Pietersen van nu af niet meer op het
krijgstooneel naar voren.
Sedert verscheidene jaren woonde hij niet meer in zijn
geboorteplaats, want in het Register van Poorters te Vlis
singen staat hij 22 October 1597 als poorter ingeschreven.
Waarschijnlijk is hij dezelfde, die in het lidmatenboek
van de kerk te Vlissingen d.d. Juni 1595 vermeld staat, als
hebbende tot „huysvrouw" Cathlyne Koopers, geboortig
van Zierikzee. Is dit het geval, dan heeft hij in de Korte
Noordstraat gewoond.
Pietersen overleed 1 Mei 1620 te Vlissingen. Uit de ker
kelijke rekeningen dier stad blijkt, dat 4 Mei d.a.v. het
begraafrecht over hem betaald is. Zijn vrouw heeft hem ver
scheidene jaren overleefd, aangezien ze in Februari 1632
nog in leven was. Pietersen is in de St. Jacobskerk te Vlis
singen begraven. Boven zijn graf heeft men een steen ge
legd met het volgende opschrift
Sepelcre van den manhaften Heer Logier Pieterssen
van Cruyningen, wijlen vice-admirael van Zeelant, sterf
den 1 Mei 1620, oyt 70 jaren.10)
Thans vindt men deze zerk niet meer, want in September
1911 werd de St. Jacobskerk door onvoorzichtigheid van
een loodgieter door brand verwoest. Bij het herstellen van
de kerk zijn de grafzerken gelicht.
P. de la Rue. Staatkundig en Heldhaftig Zeeland bi.
201. Em. van Meteren Hist, der Nederl. Oorlogen (uit
gave 1663), fob 334a. E. B. Swaluwe De daden der Zeeu
wen gedurende den opstand tegen Spanje, A'dam 1846, bl.
130, F. Nagtglas Levensberichten van Zeeuwen, zijnde
een vervolg op P. de la Rue enz., M'burg 1890'93 is blijk
baar een beetje met hem in de war, want D. II bl. 59-60
deelt hij i.v. Log, ongeveer hetzelfde mee als de la Rue,
terwijl hij hem id. bl. 394-395 nogmaals noemt i.v. Piet, nu
verwijzende naar De Jonge Gesch, van het Ned. Zeewezen.