mw
DfcM-EII 501/MMEK
II IB IB A IB
AflLBiBUb
ONS ZEELAND
15
Schaken.
ÉI mm.
Dammen.
S......ÉÜJm.
Verzoeke alle brie
ven betrekking
hebbende op deze
rubriek te rich
ten aan den heer
A. J. C. Nordlohne,
Ravelijn 2, te Goes
No. 28. 13 Juli 1929.
Probleem No. 28.
NTELSSON, Abo.
Zwart (5).
<y/,
a b c d e f g h
Wit (8).
De stand is
Wit Kc8, Lb6 en ft, Pa3 en c3, pi. a5,
c4, f7.
Zwart Ka6, Tf2, Lg6, Pg5, pi. e6.
Wit begint en zet mat in drie zetten.
Oplossingen van dit probleem worden
gaarne ingewacht vóór 25 Juli e.k.
Oplossing van No. 25 (Wheeler)
1. Td6 Kg4. 2. Pf6 mat.
1. Kg2. 2. Pf4: mat.
1. Ke2. 2. Pf4: mat.
1. Ke4. 2. Pb4 mat.
Correspondentie. J. J. P. te Sch. Uw
oplossing Tg6 faalt op Ke4. Immers na
Pb4 kan de zwarte koning den raads
heer op d4 nemen.
De volgende partij is gespeeld tusschen
Taube (wit) en Roese (zwart) te Ham
burg op 25 Maart 1929.
Indische partij.
Wit. Zwart.
1. d2d4. Pg8—f6
2. c2c4.
3. Pblc3.
4. Ddl—c2.
b7b6.
Lc8b7.
Om e2e4 te kunnen spelen, waarna
wit een sterk centrum krijgt, met alle
lijnen vrij voor zijn officieren.
4 e7e6.
5. e2e4. Lf81>4.
6. Lfld3. Lb4Xc3f.
Dit is niet goed. Alleen wanneer wit
a2a3 gespeeld zou hebben en daarmee
een tempo verloren, zou deze afruil te
billijken zijn.
7. b2Xc3. d7d6.
8. Pgl—f3. Pb8d7
9. 00. e6e5.
10. Lel— d2.
Nemen op e5 of doorschuiven naar
d5 is natuurlijk niet sterk. Met den tekst
zet wil wit het kasteel van al in den
strijd brengen.
100—0.
11. Tal—el. Tf8e8.
Hier was c7c5 beter, waarna öf
zwart meer bewegingsvrijheid krijgt öf
de witte stelling vastzet,
12. Pf3h4!
De inleiding tot een scherpen aanval.
De f-pion moet nu meehelpen.
12Pd 7—f8.
13. Ph4—f5. Pf8g6.
14. f2—f4!
De aanval moet zoo ingericht worden,
dat desnoods door een offer, de pion op
e4 opgeschoven kan worden.
14Lb7—c8.
15. f4Xe5. d6Xe5.
16. Pf5Xg7!
Een gewaagd offer.
16Kg8Xg7.
17. Ld2—g5. Pg6—f4?
Natuurlijk fout. Nu komt de pion op
e4 vrij. Beter was Te6. Na de5: volgt dan
Pe5: en na d5 volgt Td6.
18. Tfl Xf4! e5Xf4.
19. e4e5. Dd8—d7.
Na Kh8 volgt niet direct Lf6:f, doch
eerst Telfl, immers na Lf6:f volgt
Df6: ef6: en dan Tel:f.
20. e5Xf6f. Kg7—h8.
21. Lg5—h6!
Een mooie zet.
21
22. Kgl—f2.
23. Dc2Xe2.
Te8Xelf.
Tele2f.
Niet Ke2: wegens De6f, waarna de
pion op f6 valt.
23
24. Lh6g7f.
25. Ld3Xh7f.
26. De2h5f.
27. Dh5h8 mat.
Dd7c6.
Kh8—g8.
Kg8Xh7.
Kh7—g8.
No. 28. 13 Juli 1929.
Probleem No. 28a.
L. PARADIO Jr. te Montreal.
Zwart (10).
1 2 3 4 5
ÉfJU.
46
47 48 49 50
Wit (12).
De stand is als volgt
Zwart 7—10, 12, 14, 17, 20, 26 en
een dam op 13.
Wit 21, 23, 27, 28, 31, 34, 37, 38, 39,
42, 44, 47.
Wit begint en wint.
Dit is een waarlijk magnifique pro
bleem. Degene, die dit zelfstandig oplost,
kan werkelijk van zichzelf getuigen, dat
hij een kampioen is in het probleem-
oplossen. Toch geloof ik wel, dat er zich
eenige goede oplossers zullen aanmelden,
daar de oplossing meer mooi is dan moei
lijk. Alzoo, aan den slag
Oplossing van No, 25a. (Huizer).
35—30 44—39 27—22 49X38
24X35 35X33 38X18 33X31
36X27 17X10
5 6 7 25X14
47X22 6X30
Ook dit was een mooi probleem. De
dam op 5 kon echter ook wel een schijf
zijn.
Goede oplossingen van no. 25a werden
ontvangen van: W. Dommisse te Bergen
op Zoom en J. J. Poissonnier te Schoon-
dijke.
Hieronder volgt nog een gemakkelijk
probleem.
No. 28b.
Zwart (4) 26, 35, 42 en een dam op 15.
Wit (6) 16, 27, 36, 39, 41, 45.
Wit begint en wint.
Oplossingen gaarne vóór 25 Juli e.k.