üfKOM NKLUKE.SÜ 5TOOM UJA55CH ERU TWSIR.I i |7't- OPGERICHT ..I/EILÜL. AUG.BiER.EN5 DORDRECHT VRAAGTTARiEF Afhaaldiensten te Goes, Zierikzee, Middelburg, enz. Bij het schrijven op advertentiën wordt men beleefd verzocht Ons Zeeland te vermelden 18 ONS ZEELAND werd hen het huis met toebehooren vertoond. Nicht vond het tuintje achter het huis, verrukkelijk het varken, woe lend in z'n mest, allemachtig koddig en de kippen leuk. En neef was van meening dat hij direct hier zou komen wonen wanneer hij hetzelfde loon kon verdienen als in de stad. Onderwijl was Bram ook thuis gekomen en beijverde Kee zich om de tafel te dekken, waarbij zij zich aftobde met de vraag hoe of de messen, lepels en vorken wel gelegd moesten worden. Op Lambert behoefde men niet te wachten daar die te vèr in den polder werkte om 's middags thuis te komen eten, Volgens de onwrikbare gewoonte der vaderen ving men het middagmaal aan met het bekende gebed. En terwijl de stem van Arjaon ootmoedig, doch niettemin galmend door de kamer dreunde, kon Andries niet nalaten om zoo tus- schen z'n wimpers door eens even naar dat gekke krulle- hoofd van nicht te kijken. Tot onuitsprekelijke verlichting van Kee lieten de gasten zich het maal reusachtig smaken en nicht had er blijkbaar geen erg in, dat het geen damast was waarop de borden prijkten. Het maal verliep onder opgewekt gekout. Nicht vertelde van het gemak van electrisch licht en waterleiding, waarover zij in Rotterdam te beschikken had en neef weidde uit over zijn werkzaamheden op de fabriek en de sociale verhoudingen, die voor hen zoo veel gunstiger waren dan voor de arbeiders op het platteland. Vader Arjaon, nog iemand van den ouden stempel, met een onkreukbaar plichtsgevoel, had niet veel op met die moderne dingen uit de groote stad. En terwijl hij smakelijk zijn puddinkje verorberde, hetgeen anders slechts 'n Zon dags-attractie was, merkte hij op „We motte ier meschien wel 'n bitje 'arder wêrreke, me m'n binne trevreê, in das de 'oofdzaek Ter bekrachtiging van zijn welgemeende op merking, vouwde hij z'n handen samen en boog het hoofd om met het dankgebed het gastmaal te besluiten. Eenige minuten later ging hij, met de waterkruik op z'n rug en het vertrouwde pijpje tusschen zijn tanden, weer met Bram naar den akker, de verdere zorg voor de logeergasten over latende aan Kee, 't Was drie dagen later en de gasten waren weer naar de Rotte-stad vertrokken, toen Pietje van Ko voor 't eerst in de gelegenheid kwam weer eens 'n intiem buurpraatje met Kee te houden. „En Kee, 'oe is 't gegaen mit de gasten?" „Och buurvrouw, wat za'k 'r van zegge," was het ant woord. t Is wel s gezellig voor 'n keêrtje, mè ze zoue niet te dikkels motte' komme', want dan kreeg 'k ruzie mit m'n kinders. Verbeeld je, d'n eersten dag 'ad 'k 'n pud dinkje 'ekookt, in, zooas je weet, kom Lambert 's aevends pas thuus, die vroeg natuurlijk of 'k 'n stikje voor 'm be waerd 'ad. Ik 'ad 'r eêlegansch nie' om 'edocht mè ik beloofde 'm den anderen dag 'n paer pannekoekjes voor 'm te bewae- ren. Dae' komt 'n gisteraevond thuus in vraegt 'n trek of 'k z'n koekjes bewaerd 'ad. 'k Zè ja, m'n jongen, das in orde, zet je mè vast an de taefel. In dae' neem 'k het bord uut de spinne, in wat sodemieter, daer 'ad die kleine Andries aol de koekjes op'efrete. Je kunt begriepe' wat of die Lam bert te keêr giengJa," zeit ie, „noe mot 'k 'n eêlen dag ard gae wêrreke, julder zitte' 'ier mit dat vrimde volk lekker te eten, in as ik 's aevends thuus kom is 't er niks voo' m'n bewaerd, in dan mag 'k nog op de grond gae slaepe". Pietje van Ko lachte, lachte, dat de schutting er van stond te trillen. DE GAZELLE door HANS DE LA RIVE BOX. Als ik vooruit geweten of vermoed had, dat mijn uitstapje naar Pauls landhuis op zoo'n afschuwelijke manier moest eindigen, had ik mij wel tweemaal bedacht voordat ik hem terug schreef, dat ik graag zou komen doch het leven is nu eenmaal een reeks van afwisselende en meestal wonder- lijke gebeurtenissen, welke wij nimmer van te voren precies kunnen bevroeden. De eerlijkheid gebiedt mij echter te bekennen, dat het beloofde jachtpartijtje met Paul niet de aanleiding was, dat ik dien vreeselijken Zondagochtend over kwam. Ik zelf voel heel weinig voor het jagen in het alge meen, hoewel ik een goede eenden- of ganzenbout naar waarde kan schatten neen, het was meer een vreemd ver langen om de echtgenoote van mijn oude schoolmakker weer eens te ontmoeten. Ik had haar na hun trouwen, nu twee jaar geleden, niet meer gezien en daar ik haar vroeger goed gekend had, zelfs op schooljongensmanier verliefd op haar was geweest, vond ik de uitnoodiging voor de jacht een prachtgelegenheid om aan mijn verlangen te voldoen. Het was slechts een soort dwaze nieuwsgierigheid, zonder eenige bijgedachte. Paul en Grace waren heel gelukkig samen en hun huwelijk liet niets te wenschen over. Ik wist tevens, dat zij beiden mij weer eens wenschten te ontmoeten en zoo kwam het, dat ik op dien killen Octoberochtend in den trein stapte. De ontmoeting op Berkenheuvel was allerprettigst. Ieder kent het blijde gevoel dat men heeft, als men goede vrien den na een lange afwezigheid weer terug ziet. In de ruime serre, achter het veilige glas, dronken wij een vroeg kopje koffie en na een uurtje gebabbeld te hebben, drong mijn vriend aan te vertrekken. We zouden slechts met ons tweeën het bosch in te gaan, waar hij in den jachttijd dikwijls jaagde en hij vertelde mij met het enthousiasme van den hartstochtelijken jager, dat hij den vorigen dag een paar herten had gezien. Bij deze woorden viel het mij op, dat de vriendelijke glimlach van het bekoorlijke gelaat van Grace verdween en haar mooie oogen strak en vol mede lijden kwamen. Paul merkte het niet eens, maar toen we naast elkaar met het geweer in de hand de eerste boomen passeerden, maakte ik hem op de gezichtsverandering attent. Hij keek mij even peinzend aan en haalde ietwat wrevelig de schouders op. „Ik heb het niet eens gemerkt, beste jongen maar de kwestie is, dat zij in haar hart niet van mijn jachtlust houdt. Zij is nogal fijngevoelig, zooals zoovele vrouwen en zij kan nu eenmaal geen bloed zien. Het is wel jammer, want een man vindt het natuurlijk altijd prettig, als zijn vrouw met zijn liefhebberijen meeleeft. Enfin, je begrijpt mij wel." „Hadden we dan niet beter thuis kunnen b' ij ven en haar gezelschap houden?" vroeg ik. „Wij zijn weer vroeg terug en praat nu i.iet zoo luid. Kijk, achter dat boschje zag ik.... Sssst We doken geruischloos weg, doch mijn gedachten waren niet bij de liefhebberij, Ik dacht aan den blik vol verdriet en medelijden in de oogen van de jonge vrouw en voor het eerste sedert onze vriendschap voelde ik iets als weerzin

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 16