VICTORIA-WATER
ONS ZEELAND
5
vele andere godheden, waarmede de Germanen zich hun
hemel bevolkt dachten.
Het voornaamste der Zeeuwsche eilanden, Walcheren,
scheen van oudtijds in een zekeren reuk van heiligheid te
hebben gestaan. De Druïdendierst had hier een van zijn
middelpunten in de dichte eikenbosschen werden den
hemelingen bloedige menschenoffers gebracht, en lazen de
wichelaars den wil der goden uit de runen en de ingewan
den der geslachte offerdieren. Hier was ook het overzetveer
der dooden naar het verre rijk van Hela, en misdadigers
vonden op dit heilige eiland een veilige schuilplaats, alwaar
de aardsche gerechtigheid hen niet kon achterhalen. De
kortstondige vestiging der Romeinen, die aan Walcherens
noordkust een vlootstation bezaten, bracht den inboorlingen
slechts weinige beschaving, waarvan de sporen na hun ver
trek binnen weinige tientallen van jaren nagenoeg geheel
waren uitgewischt.
Intusschen was de nieuwe leer van het Christendom over
een groot gedeelte van Zuid-Europa verbreid, en nadat het
eerste Rome uit de noordelijke gewesten verdreven was,
deed het tweede er zijn intrede. De eerste predikers, die in
deze landen het Christendom hebben verkondigd, waren
Franken en kwamen uit het Zuiden. St. Eligius en St.
Amandus arbeidden onder de noeste kustbewoners van
Vlaanderen, maar zonder veel succes. Het is niet onmoge
lijk, dat zij ook tot in de Zeeuwsche landen zijn doorge
drongen, maar stellige berichten hieromtrent zijn ons niet
overgeleverd.
Met meer resultaat werd het werk der Angelsaksische
zendelingen bekroond, misschien omdat de Saksische bevol
king hun Nedersaksische taal beter verstond dan de Fran
kische der eerste Christenpredikers. In 690 trok bisschop
Willebrord, later tot aartsbisschop der Friezen verheven,
uit Engeland naar de Hollandsche gewesten, waar hij weldra
te Utrecht een bedehuis stichtte. In 694 begaf de groote
apostel der Friezen zich ook naar Zeeland, waar hij aan
het strand van Westkapelle landde. Hier vond hij een
bevolking van ruwe visschers, afstammelingen der Denen,
die zich in oude tijden aan Walcherens westkust hadden
neergezet, een volk dat in zijn onbeschaafdheid waarschijn
lijk zelf nog niet eens tot beeldendienst was gekomen, maar
niettemin een bijgeloovige vrees koesterde voor de oude beel
den, die de Romeinen op deze stranden hadden achtergelaten.
„Een ruw, vermetel en oorlogszuchtig volk" noemt de le
vensbeschrijver van Willebrord deze bewoners van Walche
ren, een volk, welks harde aard en inborst niet verzacht
kon worden dan door een reeks van wonderen. En deze won
deren vonden inderdaad plaats.
Willebrords eerste werk was, een van deze oude beelden
stuk te slaan men heeft wel eens gegist, dat het nog be
waard wordt onder de verzameling Romeinsche beelden, die
men in het Museum van het Zeeuwsch Genootschap der We
tenschappen te Middelburg vindt, en waarvan juist de groot
ste gebroken zijn. Deze moedige, maar misschien wel wat
onbezonnen daad van Willebrord vervulde de inboorlingen
met vrees voor de wraak der onbekende goden, en een der
Westkappelaars sloeg den heidenzendeling met zijn knots
neer. Door hoogere machten beschermd rees de apostel on
gedeerd op, maar de hemel bestrafte den al te vermetelen
afgodendienaar. De duivel voer in zijn lichaam terstond na
zijn onbesuisde daad beving hem een razernij, en nog drie
dagen doorstond hij de folteringen van den waanzin, eer de
dood hem uit zijn jijden verloste.
Westkapelle was dus de eerste plaats in Zeeland, waar
de leer van het Christendom werd gepredikt. Van hier ver
trok Willebrord met zijn gevolg langs het strand in Zuide
lijke richting. Hel brandde de zon op het gloeiende zand,
geen enkele boom kon de moede wandelaars uitnooden, in
zijn schaduw te verpoozen, en ofschoon de zee in haar ein
deloosheid voor hen lag, versmachtten allen van dorst. Toen
dacht Willebrord aan den Godsman Mozes, die eenmaal met
zijn staf water uit de rots had geslagen, toen het volk der
Joden in de woestijn van dorst dreigde om te komen. Met
half verstikte stem bad hij, dat het wonder zich zou herha
len, als lafenis voor de dorstenden, maar tegelijk als een
teeken voor de ongeloovigen ter hunner bekeering. En de
hemel bleek ook ditmaal met den apostel te zün, want toen
zijn staf op den bodem sloeg, ontsproot uit het dorre zand
een klare waterstraal, die onafgebroken en rijkelijk bleef
voortstroomen. In later tijd ontstond od deze plaats een vis-
schersdorp, en nog steeds hmidt de Willebrordsput te Zou-
telande de herinnering aan dit wonder levendig.
Verkwikt door het koele water trok Willebrord met zijn
weinige volgelingen verder, tot waar, aan de Zuidkust van
het eiland, bij het overzetveer naar Vlaanderen, een klein
gehucht van visscherswoningen lag. Hier zal waarschijnlijk
het wonder geschied zijn, waarvan zijn biograaf in de vol
gende bewoordingen spreekt „Toen de heilige priester Gods
op zekere plaats zijn weg voortzette, zag hij twaalf arme
bedelaars, die tesamen van de voorbijgangers eenige tege
moetkoming verzochten. Daar hij allerzachtaardigst was, zag
hij welwillend op hen neer, en gelastte aan een van zijn die
naars, zijn bijzondere flesch te nemen, en de armen van
Christus in te schenken. Alle twaalf dronken hieruit, tot
dat zij verzadigd waren, en toen zij weggingen, werd de
flesch waaruit zoovelen gedronken hadden, door den dienaar
nog even vol als tevoren, en wel van den besten wijn, be
vonden. Toen men dit zag, zegenden allen God onzen Heer,
en zeiden: Waarlijk is ten onzen opzichte vervuld hetgeen in
het Evangelie gezegd wordt „Geeft en u zal gegeven wor
den".
Ook hier predikte Willebrord het Evangelie, en verhaalde
van de visschers aan het meer van Genesareth, en van Pe
trus, die een visscher van menschen was geworden. Aan
dachtig luisterden de vrouwen en de weinige mannen, die
niet op zee waren, maar het bleef hun vreemd, deze nieuwe
leer, die hun oude zeden wilde verdringen. Waarom zouden
zij dit geloof aannemen De een voor, de ander na, trokken
ze af, en eindelijk stond Willebrord a'leen in den kleinen
kring van zijn getrouwen. Teleurgesteld, maar niet ontmoe
digd, namen ze den staf op, om verder te trekken, toen
Willebrord tot den ontdekking kwam, dat hij zijn zilveren
drinkflesch, zoo kort geleden nog met het water der nieuwe
bron gevuld, miste verlokt door de kostbaarheid had een
der arme visschers hem gestolen. Ter herinnering aan dezen
diefstal kreeg de stad, die mettertijd uit dit visschersdorp
ontstond, een zilveren flesch in haar wapen, en nog altijd
heeten de Vlissingers flesschendieven.
Nog een ander wonder heeft Thiofried, de beroemde abt
van Echternach, die Willebrords leven beschreef, ons van zijn
omzwervingen door Walcheren medegedeeld. „Daar in die
streken", aldus luidt zijn verhaal „de opgezwollen
baren der zee dikwijls de kustlanden overstroomden, wilde
de Heer, die wonderbaar is over de groote wateren, door
de verdiensten van den door hem aangekondigden profeet,
den Oceaan in zijn verwoestingsweik beteugelen. Daarom
trok de man Gods, volgens het algemeen getuigenis der ge-
heele provincie, met zijn wande'staf een lijn over het land,
en wees in den naam van Jezus, die over de wateren ging
en met een enkel woord stormen en winden bedaarde, die
lijn tot grens aan de zee. Onder zijn schreden verrezen klei
ne aaneengesloten zandheuvels, vast als onwrikbare muren."
Dat noemen de bewoners de duinen, waartegen tot op den
huidigen dag de vreeselijkste golven zich verbrijzelen, terwijl
ze als van woede schuimen om de hun opgeworpen hinder-
Uitstekend te
vermengen
met whisky of
cognac