18 ONS ZEELAND gioenen mannelijke wezens zijn die dit lezend alle vertrou wen in de mogelijkheid van een verder leven verliezen. Baby Astor, die bij de ellendigste rampen, welke de wereld in de laatste jaren geteisterd hebben, lachte, zuchtte zij die met haar prachtigen, verrukkelijken, leven-verwekkenden lach weer vertrouwen had vermogen te geven in dit myste rieus spel, dat leven heet, zuchtte het was meer dan genoeg om dadelijk op staanden voet op de een of andere afdoende wijze het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen. En welke vrouw zou dit zij zuchtte, lezend, dezelfde ramp zalige meening niet zijn toegedaan Immers als de lachende Astor zuchtte, wat zouden zij nietswaardige wezens dan moeten beginnen, die huilden als zij lachte Lachen, zegt ge Ah, ge kent de menschen niet, mijn waarde Alle echtgenooten zochten in hun ega's slechts de schaduw van Baby Astor, het was het eenige wat hen aan hunne vrouwen bond ieder jong meisje trachtte haar verloofde of aspi rant-verloofde ervan te overtuigen dat na Baby zij degene was die het meest op haar leek het was de éénige waar borg om geen ouwe vrijster te worden. En wat moest in hemelsnaam Mr. Vernon beginnen, die behalve haar echtgenoot ook haar directeur (in naam) was; hij, die zijn heele kapitaal verdiend had door de lachende, verstaat ge de lachende Astor. Hij kon direct zijn faillissement aanvragen. bij wijze van spreken Maar hoewel Baby Astor dacht, dacht zij geen moment aan de gevolgen van dit denken. Onnadenkend en roekeloos als zij was ging zij zelfs verder langs dit helsche pad en. zuchtte. Ik geef toe waar ben ik anders een man voor dat het een zucht was lieflijk en teeder als een zomerwind door populieren, een zucht, die het verstoktste hart vermur wen zou, een zucht die onweerstaanbaar u overtuigde van de onvermijdelijke roeping haar te troosten, haar klein, don ker hoofdje aan uw machtige schouders te leggen, haar tegen u aan te laten leunen of wat ge in dergelijke critieke omstandigheden ook maar wenschte te doen, maar het was en bleef een zucht en meer dan dat een zucht van Baby Astor Na dezen zucht liet zij haar handen in haar schoot vallen, zij lagen daar stil, roerloos als een paar doode vogels. Het was een gebaar zóó intens wanhopig, zoo triest, zoo alleronmenschelijkst troosteloos, dat het direct herinnerin gen wakker riep aan de zielstoestanden van door snoode roofridders ontvoerde jonkvrouwen in de Middeleeuwen, van courtisanes die in verband met hun vèr gevorderden leeftijd hun vorstelijke begunstigers niet meer wisten te boeien, van meisjes uit het jaar 1929, die bemerken dat hun laatste sigaret in rook vervloog, vanmaar wat zal ik u nog meer voorbeelden noemen. De zaak is duidelijk. Baby Astor, de lachende Astor, liet toen haar handen waar zij waren, hief haar kopje op en. staarde in het vuur. Op mijn woord, ik begrijp niet, dat ik dit zoo koel bloedig, zoo nuchcter, na elkaar kan opteekenen hief haar kopje op en.... staarde in het vuur. Want elk dezer bewegingen borg een wereld in zich. Een wereld van ver latenheid, een wereld van tragiek. Hief haar hoofdje op Het was een gebaar, zóó ijl, zóó sluipend-langzaam, dat het u deed denken aan het riet dat door den wind gebogen, zich traag in zijn vorige houding herstelt. Na het trooste- looze neerzinken der handen lag er bijna iets in dat ver trouwen uitsprak dat het allemaal nog wel goed zou komen, dat er een oplossing moést zijn. Het was welhaast devoot en dat zegt wat in deze wereld en zeker voor Baby Astor, die kerken e. d. alleen maar kende zooals zij hen aan schouwde door de kristallen ruiten van haar super-luxe limousine. En staarde in het vuurHet was onder ons gezegd de klap op den vuurpijl Suggestief als de laatste woorden van een ter dood veroordeelde. Misschien hebt gij die dit leest wel eens een vrouw in het vuur zien staren er zit iets geheimzinnigs in, iets wat u even doet denken aan al de mysteriën die dit leven voor u verborgen houdt, iets wat rondom zoo n vrouw een waas weeft van onaantastbaarheid van heiligheid, iets wat in de meest verdorven ziel toch nog altijd iets wakker roept van. wel, laat ik het maar zeg gen. van een leven na dit leven, iets van de onsterfelijk heid der ziel, iets, enz,, enz. Maar gij hebt nóóit Baby Astor, de lachende Astor in het vuur zien staren. Gij zoudt het niet overleven. Uw hart zou stil staan op hetzelfde oogenblik het zou bij machte zijn om van iederen jeugdigen onverlaat, die steen en marmer misbruikt, een Bodin te maken, van iederen notenbalk-be- kladder een Beethoven en van eiken kladderenden pennelik- ker een Goethe of een Vondel. Ik weet niet of gij ooit Noord- Afrika bezocht, of ge wel eens hebt gestaan voor de monu menten, welke men Sphinxên heet. ik óók niet, maar dat doet er niet toewel, indien gij inderdaad zoo'n ge lukkige sterveling zijt, dan zoudt gij u ongeveer o, maar héél ongeveer kunnen voorstellen hoe dit staren van Baby Astor was. Ik kan mij de reis besparen, want ik zag Baby Astor. Het is waar, het was slechts en profile en niét en face, daar ben ik aan een kant dankbaar voor, want den vollen oogen-blik zou ik niet hebben verdragen, maar ik zag dan toch van terzijde door de donkere schaduwen van haar wim pers wie zag ooit zulke wimpers een glimp van de bronnen harer oogen. Ik zeg dit niet om mij er op te beroe men, maar omdat het de waarheid is. In déze houding bleef zij zitten. Het was onhoudbaar, het was moordend van spanning, alsof de atmosfeer in het boudoir zich verdikte, stolde tot een grauwe stof adem halen leek niet meer mogelijk. Geloof me ik schrijf geen wartaal zelfs het vuur doofde langzaam-aanbij gebrek aan lucht. Het vuur stierf, toen zij haar blik er op richtte. Ik heb nooit geweten dat een vuur zóó menschelijk kon zijn. Kleine, kronkelende vlammen lekten nog uit de houtblokken. Vlammen als vraagteekens, vlammen als wóór den wat doet gij met mijwaarom. waarom. Maar Baby Astor zag het niet en staarde en het vuur stierf aldus, stierf een menschelijken dood, wat van weinig vuren gezegd kan worden. In de kamer heerschte de duisternis. Een Egyptische, om bij die Sphinx te blijven. Het had alles iets magisch, angst wekkends. Toch zag ik Baby Astor zitten. Nooit heb ik aan spiritisme gedaan, maar op deze wijze gaat een mensen aan geesten gelooven Was zij misschien met phosphor bestreken? Maar ik bezweer u dat was zij niet, hoogstens ietwat gepoeierd en wat rouge En tóch ik zag haar. Ik zag haar zéér duidelijk in een donkere kamer, waar ik overigens geen stoel van een schil derij kon onderscheiden. Zij zat daar voorover gebogen een lichtende gestalte. Niet wazig of schemerend, maar dui delijk zichtbaar. Ik zag de harten-veroverende taête de beauté bij den linker-mondhoek, ik had de plooien in haar gewaad kunnen tellen Het was in één woord verbijste rend. Maar niet enkel verbijsterend om het wonderbaarlijke van deze verschijning, maar ook om.... Gij hebt natuurlijk Baby Astor zien spelen, en zoo niet (welk een bevoorrecht sterveling, want hoeveel ongeweten schoonheid wacht u dan nog dan hebt gij een foto van haar. Probeer mij niet van het tegendeel te overtuigen, k gelóóf het eenvoudig niet Welnu, dan staat haar gelaat u ook levendig voor oogen en dan weet ge dat geen rimpel, geen trekje de zachtheid van haar huid verstoort en dat haar mond het aanbiddellijkste mondje is dat uw oogen ooit waardig waren te aanschouwen. En dit nu was hetgeen mij verbijsterde er lag om dit mondje een scherp, ouder- makende trek Hartverscheurend, als een mes-snede in een Rembrandt, een doffe vlek op een kostelijken steen, een modder-spat op een smoking-hemd Gelijk ik reeds zeide het maakte haar verschijning behalve verwonderlijkook afgrijselijk. Er hing rondom haar een demonische sfeer, zij zat daar om met een Hollandsch dichter te spreken als een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 16