1 VICTOR IA-WATER ONS ZEELAND Hopelijk is in dien tijd ook het wegvak van de Zeeuwsch- Brabantsche grens tot aan den hoofdweg Bergen-op-Zoom Antwerpen gereed gekomen. Dit gedeelte is momenteel zeer slecht en men deed er tot nu toe niets aan. Vermoe delijk vindt dit zijn oorzaak in het feit dat deze weg twee provincies verbindt en omdat interprovinciale onderhande lingen altijd nog meer tijd vragen dan provinciale. Gelukkig evenwel dat we de zekerheid hebben, dat het laatste stuk van den hoofdweg VlissingenBergen-op-Zoom ééns in orde zal komen. W.,. Burgemeester J. C. A. Bannink. Het is eenigszins vreemd, dat iemand, die tot burgemees ter benoemd is, zijn benoeming uit de krant moet vernemen. Eerst als zijn naam in de krant verschijnt, weet hij, dat z'n sollicitatie vrucht heeft afgeworpen. Deze ietwat zonderlinge usance, niet door iedereen geprezen, is evenwel ditmaal mijn geluk geweest. Ze leverde me n.l. het interview met hem, wiens portret men hierboven vindt, op. Dat ging als volgt in het werk. De vorige week kreeg ik op het redactie-bureau inzage van de navolgende telefonische mededeeling van het Ned. ccrrespondentiebureau uit Den Haag Benoemd tot burgemeester van Zierikzee de heer J. C. A. Bannink. Dat was alles. De burgemeester van Zierikzee is voor de inwoners van Zeeland, en in het bij zonder voor de bewoners van Schouwen-Duiveland iemand van beteekenis, een journalist heeft daarmede rekening te houden, hij moet zijn lezers voorlichten, en dus.... vol deed de korte officieuse mededeeling niet. „Wie is de heer Bannink, waar woont hij waren de vragen die om een onmiddellijke oplossing vroegen. Het adres-boek van de aangeslotenen bij den postchèque- en girodienst, in jour nalistenjargon wel de gids van net Nederland geheeten, zegde ook voor dit geval zijn beproefde diensten niet op en lieerde dat „er een meneer J. C. A. Bannink domicilie had in Den Haag, en wel aan de Ieplaan 21." Van den giro dienst ging het toen naar de telefoon-af deeling van het rijk, doch de telefoon-gids zweeg. De heer Bannink had geen bel-apparaat te zijnen huize. Daar de tijd drong immers de krant wacht niet en eenige uren van een anderen spoed-oproep niet restten, stelde ik me in verbinding met een Haagsche medewerkster aan „Ons Zeeland", verzocht haar den gegadigde op te sporen en p.o. haar bevindingen per draad over te leveren. Met bekwamen spoed werd aan het verzoek gevolg gegeven, en binnen het half uur was ik in het bezit van eenige inlichtingen, die het publiek des avonds vluchtig of in het geheel niet leest, maar die soms ten koste van heel wat werk, en soms onder hoogen druk, verkregen worden. De medewerkster had in een localen gids ontdekt dat Ieplaan 22 telefonisch was aangesloten, had den bewoner van pand 21 weten te bewegen naar het apparaat te gaan, en een en ander te vertellen. Zij deelde mij later het resultaat plus haar werkwijze mede en besloot het ge sprek met de verzekering, „dat de nieuwe burgemeester van Zierikzee een alleraardigste man moest zijn...." In den loop van den tijd leert men vrouwelijke opmer kingen, ook zuiver intuïtieve, waardeeren, en daarom ont stond mijnerzijds de vraag: „Hoe weet ie dat in 's hemels naam? Je hebt hem niet eens gezien!" Waarop ik ten ant woord kreeg: „Dat hoeft ook niet. Een vrouw hoort dat aan iemand's stem." Vrouwelijke zeer gedecideerde meeningen, louter berus tend op intuïtie, hebben reeds menigen man tot onderzoe kingen gedreven, hetzij in de hoop op grond van nauw keurige waarnemingen het tegendeel te kunnen bewijzen, hetzij in het verlangen om de waarde van het vrouwelijk aanvoelende aan de realiteit te kunnen toetsen. Welke van de twee gevallen mij hier naast m'n journalis- tieken plicht dreef, doet niet ter zake. Feiten zijn, dat ik zeer spoedig na zijn benoeming den heer Bannink om een interview verzocht, en dat ik, weer eenige dagen later, de bel van pand 21 aan de Ieplaan in Den Haag overhaalde. Laat mg beginnen met de verzekering dat de diagnose van onze Haagsche medewerkster verbluffend-raak ge weest is. Als men den heer Bannink de hand heeft gedrukt, hem nog slechts eenige woorden heeft hooren spreken, weet men dat men kennis heeft gemaakt met iemand, aan wiens natuur lijke charme men zich verkwikken kan. De heer Bannink is oud-officier en oud-Indisch gast. Zijn loopbaan in de koloniën vindt men ook nu nog in hem terug, maar op een juist zóó bescheiden wijze dat men er zich prettig door gestemd gevoelt. Militair en Indisch-gast spreken uit een middelmatig-groot, correct en sportief figuur, uit een luide, door het commandeeren eenigszins aangezette stem, uit een open, lichtelijk-bruin getint gezicht, waarin twee geestige oogen tintelen, uit een joviaal bewegen van handen, die een opmerking nog wel eens willen accentueeren, uit een enke len uitroep of uit het stopwoord, dat iederen oud-Indisch- gast het geheele verdere leven vergezelt. Oud-Indisch gast. Stelt u dat oud vooral niet in de plaats van oude. Want oud bevond ik den heer Bannink noch on middellijk na de eerste begroeting, noch na het vrij lange gesprek, waaruit hier een en ander naar voren zal worden gebracht. Als de nieuwe burgemeester van Zierikzee me niet gezegd had dat hij 51 jaren telde, zou ik hem bij den lezer vermoedelijk als een goede veertiger geïntroduceerd hebben. Niet alleen op grond van een goed geconserveerd uiterlijk, doch mede, en wellicht in hoofdzaak op overweging Bij geregeld gebruik digestie bevorderend

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 3