ONS ZEELAND
ALS DE LENTE KOMT
en ik ben, mèt mijn dorpscollega's, er van overtuigd, dat er
geen gezelschap bestaat dat zooveel presteert als „Oefe
ning kweekt kunst".
Piet van Sichem bespeelde de klarinet. Hij deed dit met
een onweerstaanbaar temperament, met een ijver, een bijna
religieuze toewijding een betere zaak waardig. Overdag was
hij knecht in de smederij, en besloeg de groote, forsche paar
den van het dorp. Het was om te zien een knappe kerel.
Helderblauwe oogen, een gestalte als van een Griek, bruin
verbrand, blond krullend haar. Maar hij had bijster weinig
muzikaal gevoel, nooit hoorde ik iemand zoo voortdurend,
zoo hartstochtelijk tegen den toon aanblazen. Hartverscheu
rend, ijzingwekkend.
Het vorige jaar bracht ik er wederom m'n zomervacantie
door. Op een dier gezegende Zaterdagavonden gebeurde er
iets ongewoons. Een auto met een aantal vreemdelingen
hield stil op het plein en bleef luisteren naar het concert.
De dirigent, vereerd met dit hooge bezoek, deed zijn uiter
ste best. Hij zwaaide, sprong, danste. De muzikanten, aan
gespoord door dezen heiligen ijver, lieten het er ook niet
bij. Het was een lawine, een Niagara-waterval van klanken,
maar schel en triomfantelijk daarboven uit, boven dezen
ganschen chaos van helsche ketelmuziek, scheurde de klari
net van Piet, die tegen den toon aanblies.
Ik keek eens naar de vreemdelingen. Zij zaten roerloos in
hun limousine en luisterden klaarblijkelijk met volle aan
dacht. Onafgebroken speelde, de muziek door. Wat een uit
houdingsvermogen, wat een longen Piet won het glansrijk,
hij sleepte alles mee. Toen zij het geheele repertoire hadden
afgespeeld, en weer opnieuw wilden beginnen, stapte één
der heeren uit, liet Piet bij zich komen en gaf hem een
kaartje, waarop hij iets schrééf.Daarna reed hij weg. Piet
werd bestormd, maar ondanks alles liet hij niets los, hij zweeg
en ging naar huis.
Dezen winter was ik in Parijs met twee vrienden. Op
een avond, we hadden langdurig gedineerd, komen wij in
een der dancings. Het was stikvol.- In een kleine afgeschoten
ruimte trachtte men te dansen. Was dit nog dansen Het
maakte meer den indruk van een op de maat der muziek
langzaam deinende menschenmassa. Mijn vrienden deden
mee. Ik bedankte er voor, en keek den boel eens aan. De
jazz was voortreffelijk, voor zoover dit dan mogelijk is.
Plotseling werd mijn oog getroffen, door den saxopho
nist. Ik kende dat gezicht, ik moest hem meer gezien heb
ben. Hij speelde met een onweerstaanbaar temperament,
met een ijver, een bijna religieuze toewijding. Bij den
hemel, het was Piet van Sichem In smoking In Parijs
Ik schreef op mijn kaartje, dat ik hem na afloop wachtte in
mijn hotel, liet het hem brengen.
En hij kwam In bontjas etc. en niet alleen, stelde haar
voor Mile Daisy, een weergaasch knap, donker meisje,
Fransch van top tot teen. Ze voelde zich direct op haar ge
mak, nestelde zich in mijn luisten stoel, en liet zich door
Piet „cheri", een cigarette presenteeren en ratelde.Ik
zat paf. Ik dacht aan het dorp en wat het er van zeggen
zou, ik dacht aan Maaitje van den meulen, die door Piet
ijverig het hof werd gemaakt, ik dacht aan. het was
te veel voor een gewoon mensch als ik. Ik zag Piet nog den
hamer zwaaien in de smidse, en hoorde hem daarbij zingen,
ik zag hem Zaterdagsavonds door het dorp loopen trotsch
als een pauw op zijn fijne pet, en hier zat voor mij een
vreemde een keurige jonge man in avondtoilet, met een iet-
Wi-t bleek, blasé gezicht, die een whiskey-soda dronk en
dure cigaretten rookte. Lakschoenen etc. etc. „Spreek dan
toch in 's hemelsnaam riep ik, „vertel alles". Mile Daisy
keek me verbaasd aan, Piet lachte, dronk nog wat en zei
„ah, que voulez-vous, mon cher Een mensch kan niet altijd
op zoo'n dorp wonen. D'r is veel gebeurd sinds dezen zomer,
Misschien herinnert u zich nog dien Zaterdagavond, toen die
auto stilstond op het plein. Na afloop kwam een der heeren
naar me toe, en vroeg of ik hem wilde opzoeken. Hij logeerde
eenige dagen in D. Ik deed het, de menschen van het dorp
waren gek van nieuwsgierigheid, maar ik liet niets los. Hij
stelde mij voor om het dorp te verlaten, met hem mee te
gaan naar Amsterdam, hij zou me huisvesten, een voldoende
zakgeld geven, en me les geven om de saxophone te leeren
bespelen. Ik moest direct besluiten, binnen een week moest
ik met hem vertrekken. Ik sloeg toe. De herrie in het dorp
zal ik u maar besparen. M'n vader was woedend, maar ik
was meerderjarig en ging. Na een maand bleek ik volleerd.
Ik scheen werkelijk aanleg te hebben en was onvermoeid.
Dadelijk kreeg ik een plaats in den Haag. Een heel goed
salaris. Daar ik zuinig leefde had ik na twee maanden mijn
schuld afbetaald. Ik was vrij. In den beginne was het
vreemd, ik kon niet wennen. Die stijve boord deed me zoo
wat stikken. Ik werd verlegen voor al die menschen, die
me verschikkelijk aankeken. Gelukkig, heeft de drummer ine
een beetje ingelicht over allerlei dingen, ik kreeg al gauw
geparfumeerde briefjes etc. In November ben ik naar Parijs
gegaan. Men had mij daar een plaats aangeboden, op een
vorstelijk salaris ik kende wat Fransch, had het in den
Haag wat geleerdet me voila Hij zweeg, Mile Daisy,
die 't gesprek niet volgen kon, was ingeslapen, naar ik dacht.
Het werd stil in de kamer. Buiten joegen taxi's, verscheur
den claxons den nacht. Ik dacht aan de ontzaggelijke stilte
van ons dorp, aan de donkere eerlijke oogen van Maaitje,
het mooie boerinnetje, en zag hoe een diepe vermoeidheid
lag over Daisy's gezicht. Ik dacht aan den sterken, pootigen
smid, Piet's vader. „En thuis, Piet vroeg ik. Hij haalde
zijn schouders op. ,,Ik ben er na dien nog eenmaal geweest,
uit den Haag. Vader gooide mij er uit, ik kon terug komen,
als ik mijn boezeroen en pilowbroek aan had, zoo'n vent in
zóó'n pakkie kende 'ie niet. M'n moeder heeft me nog eens
een eigengebakken brood en een stuk gerookt spek gestuurd.
Dat is alles. Ik heb ze van hieruit nog eens geld gezonden,
ze hadden het niet breed, maar ik kreeg den brief ongeopend
terug". Hij keek langs me heen en staarde, schonk zich
nog een whiskey in.
„Spijt heb ik er niet van. Ik doe het werk graag, zij zijn
allemaal aardig voor me. Daisy is een schat, en ik verdien
veel geld. Alleen, soms benauwd die lucht me wel eens.
Lichamelijk ga ik er niet op vooruit. Weet u wel, die groote
voorhamer uit de smidse, zou ik niet meer kunnen zwaaien,
geloof ik." Hij keek op zijn horloge „We moeten weg, het
is half drie". Hij maakte Daisy wakker, en nam afscheid
„Groet u allen, als u weer eens 111 het dorp komt, van mij.
Adieu
Ik keek door de ramen, er stond een auto te wachten,
geen taxi, maar een mooie, luxe wagen. De chauffeur hield
het portier open, Piet en Mile Daisy stapten in. De auto
raasde weg. Ik zocht een telefoonboek: ....„Pierre van
Sichem, musicien, boulevardeen van de duurste wij
ken van Parijs. M'n hoofd hamerde. Ik gooide de^ balcon-
deuren open, trad naar buiten. Een vriesdieldere Februari-
nacht. Myriaden sterren. Onder me Parijs. Huiverend ging
ik naar binnen.
(Naar het Fransch)
door
José S c i p i o n.
O, die katten, die vervloekte dieren, houdt dat dan
nooit op", riep mijn vriend Jean Clérèt, terwijl hij naar het
geopende venster liep en in den donkeren nacht keek.
Ik kan dat krollen niet uitstaan, dat eeuwige miaauw.
Ellendige beesten, ik wou dat ik een geweer had, dan schoot
ik ze dood en maakte er een einde aan.
Kom, kom, zeide ik lachend, dat hoort er zoo bij, als
de lente komt. Dat is nu eenmaal de roepstem van de
natuur