HET ROMANTISCHE HUIS
ONS ZEELAND
15
niet, uit vrees dat tusschen hem en het kind een verwijde
ring zou ontstaan, omdat hij zijn genegenheid, voor een deel,
op een ander moest overdragen.
Toen stierf het meisje aan tering. ,,Het zonnestraaltje"
verdween uit zijn leven en met haar het licht van het geluk.
Hij werd een dronkaard, een drinker om te vergeten, een
zwerver, die zocht naar het geluk, dat wel nooit zou terug-
keeren. Hij verdronk zijn stem en zakte af. Hij was vóór
den tijd op en versleten.
Soms als hij, in een rustig moment, zijn lot overdacht,
vroeg hij zich zelf af of het niet beter zou zijn geweest als
hij dat kind in den lentenacht had laten liggen, als het
niet in zijn leven was gekomen. Maar dan schreide het in
hem op, om die gedachte, omdat hij vergat het geluk, dat
zij, al was haar leven dan ook kort geweest hem had
geschonken.
En nu ging hij sterven, hij wist het en hij vond het goed.
En hij keek weer naar de zonnestraal, die al meer en meer
bezit nam van het vertrek, dat nu vol licht was.
Dat licht herinnerde hem te veel aan het leven, waarmede
hij had afgedaan. Hij stond met moeite op, wankelde naar
het venster, sloot het en schoof de lappen, welke tot gordijn
dienden, er voor. De zonnestraal werd tegengehouden.
Daar buiten zong weer de leeuwerik.
Toen zakte hij ineen, dood.
(Naar het Engelseh
van
PHILLIPPA SOUTHCOMBE.
Het romantische huis met zijn zeven en dertig met olanke
blinden gesloten vensters, keek uit over de zee. Om de
oude muren blies een onrustige wind als een voorbode van
een naderend onweer en deed de bladen van de oude
magnolia, waarmee ze begroeid waren, sidderen. De zee,
die korenblauw was geweest onder een strakken zomer
hemel, toen Elspeth den langen tocht naar huis had aan
vaard langs het pad over de rotsen van de kust van Corn
wall, vertoonde nu vreemde strepen van indigo en vaal
geel-bruin en mauve getinte wolkenmassa's klommen aan
een loodgrijzen horizon omhoog.
Hoog boven haar hoofd klonk de schrille kreet der flad
derende meeuwen en het hooge geluid vormde een eigen
aardig contrast met het andere dat de stilte verbrak het
ronken en grommen van een boot-motor.
Dit geluid herinnerde Elspeth weer aan alles wat ze op
haar wandeling over de klippen had pogen te vergeten
de manier waarop Ronald haar weigering had opgenomen,
om zich door hem over de zee te laten thuis brengen, zoo
als hij bij vorige gelegenheden altijd had gedaan. Dat ze
er de voorkeur aan gaf om op een smoorheeten Juli-avond
vijf mijl te loopen, terwijl ze op haar gemak en betrekkelijk
koel in den boeg van de ,,Ariël" kon zitten, vond hij be
lachelijk, in één woord belachelijk. Ze had het altijd heel
genoegelijk gevonden aan boord van zijn motorboot en als
zij verkoos te wandelen, moest ze maar alleen gaan hij
bedankte er voor om in deze drukkende hitte vijf mijl te
loopen en nog eens vijf mijl terug....
Ze had hem niet gezegd dat dat juist de reden was van
haar weigering dat ze alleen wilde zijn en geen lust had
in een tête-a-tête aan boord van de „Ariël" en dat ze
liever tien mij! zou willen loopen, dan dien avond alleen
zijn in de baai met Ronald.... met Ronald, uit wiens
ring een saffieren oog haar tegenschitterde in blauwen
gloed.
Ze had Ronald achtergelaten in de poort van het land
huis van zijn oom en was haar moeizamen tocht langs
het steile rotspad begonnen.
Halverwege ging ze zitten het hoofd geleund tegen een
uitstekende piek van graniet. Van deze plek kon ze het
blinde aangezicht zien van het groote huis, dat zoo lang
gesloten was geweest, al sedert Sir Anthony was gestorven
en het nagelaten had aan een neef, die er blijkbaar de
voorkeur aan gaf zijn leven te slijten in de verste uit
hoeken der wereld. Voor Elspeth was om het huis altijd
een sfeer van romantiek geweest in haar ziel was een
ongestild verlangen naar hetgeen viel buiten de grens der
kille dagelijksheid en waarvoor Ronald, zooals ze tegen
zichzelf zei, absoluut het zintuig miste.
Het gegrom van een motor richtte haar gedachten op
Ronald's koele nuchterheid. Ze zag hem voor zich, zooals
ze hem anderhalf jaar geleden voor het eerst gezien had,
een kloeke, breedgeschouderde figuur, onberispelijk en aan
trekkelijk in zijn flatteuse uniform van marine-officier, en
zooals ze hem een goed uur geleden verlaten had ook
frisch en onberispelijk en koel in een sportpak van wit
flanel.
Moed. frischheid, vertrouwenwekkende kracht en.
gezond verstand
Iemand had eens tegen Elspeth gezegd dat Ronald de
meest consequent en logisch redeneerende man was, dien
hij ooit had ontmoet. Ze had er met een glimlach naar
geluisterd het beschouwend als een compliment voor Ro
nald, Maar nu ze er thans, maanden later, aan dacht, mom
pelde ze
Logisch Ja. Maar je wordt niet verliefd op logica.
Het geluid van haar eigen stem wekte haar uit haar
droomerig gepeins en het drong tot haar door dat het on
gemerkt al vrij laat was geworden. Als ze met de ,,Ariël"
was gegaan, was ze allang thuis geweest voor het onweer,
dat nu snel kwam opzetten. Toen ze opstond, zag ze dat
het zonlicht omneveld was door een koperkleurige waas.
Het geronk van den motor hoorde ze nog steeds de boot
scheen dicht bij de kust te zijn, aan haar oog onttrokken
door een loodrecht uit de zee oprijzende kaap, in de be
schutting waarvan, juist onder het huis, een kleine in
ham lag.
Toen Elspeth het huis bereikt had, kon ze het geluid van
den motor niet meer hoorenhet scheen overstemd te
worden door het gefluit van den nu krachtig opstekenden
wind. en toen opeens kwam de eerste, knetterende don
derslag en tegelijk een gutsende regenvlaag, die het noo-
dig maakte naar een schuilplaats uit te zien. En de eenige
schuilplaats op de naakte klip, was het oude huis.
Ze had gedacht voldoende beschutting te vinden in de
ondiepe portiek met de twee pilaren, maar ook daar was
ze niet beschermd tegen het geweld van den opkomenden
zondvloed. Ze drukte zich heelemaal tegen de deur en een
hevige bliksemstraal deed haar in plotselingen schrik in
stinctmatig naar de deurkruk grijpen. En tot haar verbazing
was de deur niet op slot, maar ging gemakkelijk open in
goed-geoliede scharnieren.
Elspeth veronderstelde dat de vrouw, die overdag wel
kwam om het huis schoon te houden, ook door het nood
weer hier werd vastgehouden. Het meisje stapte de hall
in en toen ze om zich heen keek, zag ze dat in den haard
een brandstapel van takkebosschen en blokken was opge
bouwd, gereed om aangestoken te worden. De vensters aan
de Zuidzijde waren door blinden afgesloten, maar aan den
Westkant stond een klein raam open.
Ze ging in een van de groote stoelen bij den haard zitten.
Als de werkvrouw niet spoedig verscheen, zou ze een onder
zoekingstocht beginnen vóór het daglicht geheel verdween.
Juist toen ze dat besluit genomen had, hoorde ze, tus
schen twee windvlagen in, het geluid van iemand die na
derde, de zachte, maar onmiskenbare klank van bloote
voeten.
Elspeth bekeek den man, die de hall binnenkwam, met