18
ONS ZEELAND
was in huis. Ik dacht dat hij Anthony Condon was en hij
liet mij in dien waan, net zooals ik jou in den waan liet.
dat we. dat we afgesproken hadden om elkaar hier te
ontmoeten. Ik haatte je opeens. om je „logische con
clusies" en ik dacht dat het een geschikte manier was om.
een eind te maken aan ons engagement,
Je hadt me eerder en op een andere manier kunnen
zeggen dat je dat wilde.
Ze gaf geen antwoord ze had haar oogen weer neerge
slagen. Het was tot haar bewustzijn doorgedrongen dat hij
zijn leven had gewaagd door in het noodweer het steile
rotspad te beklimmen, om haar te zoeken.
Romantiek en Anthony Condon.... een avontuurlijk
zwerversbestaan in de wijde wereld, geen „logische conclu
sies".
Toen sloeg ze haar oogen naar hem op.
Hoe wist je dat hijAnthony Condon niet was
Ik meende dat je eens gezegd hebt dat je die niet kende
Ik ken hem ook niet.
Weer aarzelde hij en het meisje begreep dat hij haar
had willen sparen, omdat hij dacht, dat ze van dien ander
hield.
Maar Maurice Clavering heb ik jaren geleden wel
gekend, ging hij voort.
Ze herinnerde zich vaag dien naam meer gehoord te
hebben.
Maurice Clavering
We waren kameraden aan boord van de „King
George".
Gebeurde er iets bijzonders
Er werden teekeningen van geschut gestolen en ver
kocht aan een vreemde mogendheid. De zaak was zoo klaar
als een klontje. Clavering verdween, officieel werd aange
nomen dat hij verdronken wasIk geloof, dat hij sinds
dien altijd. op deze manier geleefd heeft.
Dat was het heerlijke zwerversbestaan, romantisch en on
gebonden, vrij van „logische conclusies"....
Hij moet geweten hebben dat je hem herkend hebt.
Ja.
En zich hebben afgevraagd waarom je het niet zei
Ik had het gevoel dat ik in de hel was, antwoordde
Ronald eenvoudig.
Ik wist niet wat ik doen moest. Ik dacht dat je om
hem gaf, zie je. Het was. het was.
Een logische conclusie voltooide ze met zachte stem
den zin. Het was of het woord plotseling zijn afschrikwek-
kenden klank verloren had en tot talisman was geworden
van een nieuw, zuiver geluksgevoel.
Maar Ronald, staande bij de tafel, zuchtte toen hij het
hoorde.
Toen de kaars op tafel uitdoofde, liep hij de hal door en
opende de buitendeur. Het huis met zijn zeven en dertig
ramen met blanke blinden ervoor, keek uit over een zilver-
heldere zee en een zilverhei deren hemel. Het onweer was
opgedreven; om de hooge schoorsteenen van het roman
tische huis cirkelden zwaluwen.
Ronald nam zijn oliejas en legde hem om Elspeth's
schouders.
Ik heb de boot in den inham achtergelaten. ik zal
je naar huis brengen en dan zelf doorgaan naar Trecarrow.
Ik moet deze. geschiedenis natuurlijk direct aangeven.
En. onze eigen geschiedenis
Ze stonden samen op den drempel van het oude huis en
hij wachtte even voor hij de deur achter zich sloot. Hij
keek diep in de groote grijsgroene oogen, die gretig hadden
gezocht naar romantiek. en haar hadden gevonden
Je hebt den ring in je vestzak gestopt, zei Elspeth
verlegen.
KLEWERKE, DE PATRIJS
door
J. v. N.
't Was vroeg in den ochtend.
Een dikke zure mist hing over het veld. Langzaam, heel
langzaam begon de duisternis te wijken voor het vochtige
daglicht, traag begon het te dagen. Zwaar drukte de nevel
die in een miezerige, fijne motregen overging.
't Was stil, een enkel schaars geluid, hier en daar een
eenzame vogel deed zich hooren.
Achter een graspolletje zat ineengedoken Klewerke, de
patrijshaan. Droeve dagen had hij achter den rug, een tijd
van honger met den barren winter, het heugde hem niet ooit
zoo'n tijd te hebben meegemaakt. Mistroostig schudde hij
zijn veeren, waaraan zich de fijne druppels van den drui-
lerigen mist hadden vastgehecht. Hij had wel reden tot
droefheid, na den winter was de paartijd aangebroken en
elke haan zocht zich een wijfje, een metgezel in het komende
voorjaar. En ook Klewerke had gezocht en hij had ook ge
vonden, maar na een bloedig gevecht was hij door een ster
keren concurrent verdreven en de uitverkorene had hij aan
z'n overweldiger moeten laten, en hetzelfde bad zich nog
eenmaal herhaald, toen had hij het veld, waar hij geboren en
opgegroeid was, verlaten en thans zat hij hier, achter het
polletje, stilletjes neergedoken, tegen het weer eenigszins
beschut door de langs het weiland opgaande heg. Ja, hij had
wel reden om mistroostig te zijn.
.Wat was dat Een monotoom gedreun op den grond
deed hem opschrikken, het naderde hij rekte zich, richtte
zich op en zag in de richting vanwaar het geluid kwam. Een
eindje verder zag hij een andere haan zich oprichten, die
zat daar met z'n wijfje, Klewerke had ze gisteren voor het
eerst gezien. Jaloersch keek hij naar z'n gelukkigen stam
genoot, maar dan werd z'n aandacht weer getrokken door
het naderend gedreun. En dan, langzaam, doemen uit den
nevel twee gestalten op. het zijn menschen. Klewerke's
buurman en zijn wijfje gaan verschrikt op de wieken en
ook hij maakt zich gereed. Nu staan de menschen stil,
een van hen zet iets wits op den grond. Klewerke kan
niet begrijpen wat het is. De man zet liet witte ding (het
is een wit-rieten mand) tusschen twee stokken, de andere
komt een eind in Klewerkes richting al zaaiende en
keert dan weer terug naar zijn metgezel. Hij doet iets
aan het witte ding, maakt er een - gat in, dan gaan beide
mannen een eindje terug en blijven staan. Klewerke
kraait luid van verwondering hij begrijpt er niets
van. Maar, hé, wat is dat nou? Verwonderd kijkt Klewerke
rond, zijn kreet wordt beantwoord door geroep van wijfjes,
en het komt van het witte ding. Het geroep herhaalt zich,
en nog eens. Nieuwsgierig en hoopvol tegelijk, steekt hij
den kop op. Spontaan uit Klewerke nog eens zijn lokroep
en weer wordt die beantwoord, met een ruk is hij overeind
en neemt een ren in de richting van de mand, hij weet het
nu zeker, het komt daaruit. Zich niet bekommerend om de
aanwezigheid van de mannen, rent hij verder, langs het witte
ding heen, dat nu duidelijker vormen voor hem aanneemt.
Hij hoort getrippel binnen in en een fladderend geluid, hij
vertraagt zijn gang en stapt met fiere afgemeten passen par
mantig met den krop gezwollen, den kop opgericht, in strek
bewegingen op het rhythme van zijn stap, dan staat hij stil.
Plotseling beweegt zich een van de mannen, verschrikt
keert Klewerke op zijn schreden terug, telkens schichtig
omziende, maar hij doet het langzaam, zijn verlangen en
zijn nieuwsgierigheid zijn te groot dan dat hij op de vlucht
zou gaan. De man begeeft zich naar de mand, morrelt er
wat aan en keert naar zijn makker terug.
Het geroep van de hennetjes herhaalt zich weer, aar
zelend draait Klewerke zijn kop. Toch vreemd, hij verstaat
de klank van hun roep niet, maar z'n instinkt bedriegt hem