STOOftEH-VERVEfl DORDRECHT De Ververij voor Zeeland is STOOMEN - VERVEN - PL1SSEEREN - STOPPARE ONS ZEELAND 19 niet, het is de lokkende roep van een wijfje. Was Klewerke wat dichter bij de mannen geweest en had hij hun taal verstaan, dan had hij gehoord hoe de een tegen den ander zei ,,het duurt lang voor de hongaren op stap gaan," dan had hij begrepen dat de patrijzen in de mand uit Hongarije kwamen tenminste als zijn aardrijkskundige kennis zoo ver zich uitstrekte en hij had begrepen waarom hij hun klank niet verstond Weer klinkt het gekraai uit de mand. Nu houdt Klewerke zich niet langer in en driftiger dan straks doet hij zijn kreet hooren, weer snelt hij op de mand af, tot hij dicht bij geko men, schrikt van wat hij toch instinktief verwachtte. Uit de opening van de mand springt een wijfje te voorschijn. Ver bouwereerd blijft Klewerke staan en. hij retireert. Het wijfje stoort zich blijkbaar niet aan hem, loopt langzaam pikkende weg. Dat maakt Klewerke nieuwsgierig. Behoed zaam gaat hij in haar richting, zonder te letten op bet door de mannen uitgestrooide voedsel, hij verwaardigt zich niet een korrel op te pikken. Het Hongaartje laat hem eerst, stil naderen, kijkt dan plotseling op, wat voor Klewerke een reden is om te doen of hij haar negeert en zich te ver wijderen. Nu volgt ze hem, hij laat z'n roep hooren en ze beantwoordt dien. Uit de mand komen, gelokt door het voort durend roepen, achter elkaar nog een aantal wijfjes te voorschijn. Ze loopen al etend in de richting van Klewerke en hun vriendin. Hij heeft echter geen oog voor hen, par mantig stapt hij verder, steeds zijn uitverkorene meelok kend haar steeds naderend, tot hij zegevierend aan haar zijde voortstapt. Langzaam verdwiinen beiden tusschen de graspollen, zich niet bekommerend om de overigen en om de mannen, die de stokken uit den grond getrokken en de mand opgenomen hebben en nu langzaam in den nevel ver dwijnen tot alleen hun stap in de verte nog nauw hoorbaar is. Dan is alles stil, de troep blijft eten. En Klewerke leidt zijn vrouwtje weg, onbekende streken tegemoet. DE APPELBOOM (Naar het Spaansch van Juan Capacete). Hij was knoestig en oud. de appelboom, die stond in den tuin van Enrique Tovar. Hij was vroeger een prachtige boom geweest, die overvloedig vruchten gaf en soms waren zijn takken zoo zwaar beladen, dat ze gestut moesten worden, omdat men vreesde, dat de takken den vracht niet- meer zouden kunnen houden en afbreken zouden. Doch nu gaf de boom weinig vruchten meer. Hij leek oud en afgeleefd. Zijn knoestige en rimpelige stam was bedekt met een mos van roestbruin tot lichtgroen. Zijn takken bleven meestal kaal en schenen in smeeking opgeheven om nieuwe vrucht baarheid. Enrique Tovar wist precies hoe oud de boom was. Hij was door zijn vader geplant, toen hij, Enrique, was geboren, dat was dus bijna tachtig jaar. Wat had hij daar al niet beleefd onder dien boom. Hij had er gespeeld en vermoeid had hij zich daaronder te slapen gelegd. Met dien boom was hij opgegroeid. Als de boom klappen kon, hij zou vertellen van veel vrijage, in eer en deugd met Dolores Lion, zijn buur meisje, dat later zijn vrouw zou worden. Maar bij die eene bleef het niet. Hij herinnerde zich Lola Fernandez, de zuster van zijn vriend, een aardige meid, die later naar de dans school van Selica Carpio te Madrid was gegaan en een ver maarde danseres was geworden, die over de heele wereld triomfen had behaald. Om Lola Fernandez had hij eens ruzie gehad met Dolores, die hem had gesnapt toen hij juist een kus wisselde, onder den appelboom, met Lola, terwijl ze haar mantilla in de hoogte hielden om het niet te laten zien. Maar door die ruzie, waaruit bleek dat Dolores jaloersch was en vindt jaloezie zijn grond niet in de liefde, kwam het tot een verloving tusschen Enrique en haar. Zijn vrijage met Lola was de laatste geweest voor zijn verloving en BILLIJK*. rNiJZLn VRAABT PRIJSCOURANT ZENDINGEN VRACHTVRIJ huwelijk. Maar Lolo was toch al niet weer de eenige ge weest, die hij, behalve Dolores, het hof had gemaakt. Hij herinnerde zich Angela Sanjurjo, eigenlijk zijn eerste liefde. Wat was ze mooi, Angela. Als Enrique er aan dacht, nu, op zijn ouden dag, dan glimlachte hij nog van bewonde ring. Hij wist niet beter of zij had hem lief. Llij herinnerde zich een avond onder den boom, die wat diep in het hof stond. Donker was het dien avond geweest. Twee sterren zag hij dien avond. De schitterende, vurige oogen van Angela. Hij had haar zijn liefde verklaard en al had ze hem niet geantwoord, hij had uit den druk van haar hand en uit de wijze, waarop zij haar hoofd op zijn schouder had gelegd, meenen te mogen opmaken, dat zij ook heel veel van hem hield. Een maand daarna was zij een toreador gevolgd, die in Cordova succes had gehad, toen hij in de arena was opgetreden. Hij had later Angela terug gezien en had toen niet kunnen begrijpen, dat hij verliefd op haar was geweest. Ze was een oude matrone geworden met veel rimpels in het gelaat. Ze was getrouwd, niet met dien torero, doch met een alcalde van een dorpje niet ver van het huis van Enrique. Ja, die appelboom. Die had als het ware, zijn kinderen, de kinderen van hem en de lieve Dolores zien geboren worden. Ze hadden er onder gespeeld zooals hij en hij begreep, ook in de vrijages hadden zijn zonen, onbewust natuurlijk, zijn voorbeeld gevolgd. Men is jong, nietwaar, en wie zich wil herinneren wat men zelf in zijn jeugd is geweest, die kan zich er op verheugen, dat in zijn kinderen, iets van zijn eigen jeugd wordt voortgezet. Hij had acht kinderen gehad. Ze helaas, niet allen, mogen behouden, maar in hen, die overgebleven waren, had hij zijn grootste geluk gevonden. Een van zijn zonen was gestorven in Marokko, in den strijd tegen de opstandelingen. En een dochter was jong gestorven. De dood van haar twee kinderen had den dood van hun moeder, Dolores, verhaast. De appelboom heeft den begrafenisstoet van de dochter en later van de vrouw kunnen zien. De zoon was ergens in de wildernis van Noord-Afrika begraven. Hij had lang het verlangen gekoesterd het graf van zijn zoon te bezoeken. Doch hij was te oud en hij zou wel sterven, zonder de plaats te weten, waar zijn jongen rustte in het heete zand. De appelboom had gezien hoe langzaam de eenzaamheid voor hem, Enrique, kwam. Zoo is het leven en de ouders hebben te berusten. De kinderen verlaten het huis, gaan zich een eigen huis vestigen of trekken de wereld door. Hij kon niet mopperen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 17