w,
ONS ZEELAND
19
neelwebk trekt aan naar den schouwburg gegaan en
terwijl we genoten van de melodramatische scènes, die ove
rigens als droog zand aan elkaar hingen, hoorde ik plot
seling een geweldig lawaai en een heftig gefluit en tot mijn
verbazing zag ik mijn vriend Gerard Nominé het meeste
spektakel maken. Dat verwonderde me van hem, omdat
ik wist, dat hij zich weinig voor de tooneelspeelkunst inte
resseerde en overigens een rustig man was, die zich niet
gauw leende tot het maken van herrie tijdens een voor
stelling in een schouwburg. Ik zag hoe hij van zijn stoel
was opgestaan en gericht naar een van de loges, dicht bij
het tooneel, waar hij, waarschijnlijk, den schrijver ver
moedde, hief hij, met de handen zijwaarts van den mond,
een soort gehuil aan. Dit gehuil werkte blijkbaar aansteke
lijk, want anderen volgden zijn voorbeeld en onder het spel
moest het gordijn zakken. Eenige politie-agenten versche
nen en rustig werden de lawaaischoppers uit den schouw
burg gebracht.
Ik volgde mijn vriend, die kalm bezig was zijn jas aan
te trekken en vroeg hem, toen hij den schouwburg had
verlaten, waarom hij zich zoo heftig verzet had tegen de
vertooning van het stuk, dat me, overigens, ook heel weinig
interesseerde.
Beste kerel, heb je gezien hoe ik me wreekte
Als dat lawaai je wraak moet voorstellen, dan heb
ik het gezien, al begrijp ik er tot nu toe niets van.
- Je zult het hooren. Laten we een koelen dronk
drinken, want ik heb een keel zoo droog als een stuk zool
leer in de warme zon.
Wat me niets verwondert na al die herrie, die je
gemaakt hebt. Schreeuwen maakt de keel droog.
Toen we voor een café hadden plaats genomen de
rug werd gekoesterd door een flink brandende kachel
begon Gerard Nominé zijn verhaal.
Heb je wel eens gelezen de redevoering, die de be
kende Ledru Rollin heeft gehouden over de kwellingen
van den slaap
Zonder mijn antwoord af te wachten ging hij voort
Verbeeld je, beste kerel, dat de slaap de oorzaak is,
dat ik nog niet getrouwd ben.
Daar kom je altijd vroeg genoeg mee, merkte ik op.
Inderdaad, doch dat geloof je niet, als je verliefd
bent en ik was verliefd, met een zeer hevige liefde, op de
dochter van Renaud Fournier, dien prulschrijver, die zich
een aangetrouwde achterneef van Molière durft noemen,
omdat hij, voor weinig woorden en heel veel geld, snert
stukken van zijn hand laat opvoeren. Doch hoe slecht ge
maakt zijn tooneelwerken zijn, zoo prachtig is zijn dochter
Liane hij heeft een van zijn prulstukken naar haar ge
noemd een buitengewoon, lief, aanvallig kind, dat gebukt
ging onder de aspiratie van haar vader. Zij was er van
overtuigd, dat haar vader niet het minste begrip had van
het tooneel, dat alleen het verlangen om op den voorgrond
te komen, hem er toe dreef, tooneelstukken te schrijven.
Om haar een genoegen te doen, en wat doe je al niet
voor de vrouw, die men lief heeft, huichelde ik de grootste
bewondering voor het genie van meneer Renaud Fournier,
mijn schoonvader in spé. Ik loofde zijn kunst, als baan
brekend voor de toekomst, zijn werk, de inleiding tot een
nieuwe richting. Ik zeide hem, dat zijn genie alleen in
staat was het tooneel weer nieuwen steun en nieuwe kracht
te geven.
Omdat ik volkomen met hem meeleefde, in zijn kunst,
had hij veel met mij op, zooals hij altijd beweerde en daar
hij in mij iemand zag met een fijnen geest, in staat zijn werk
te savoureeren, had hij heelemaal geen bezwaar dat ik zijn
schoonzoon werd. Waartegen de lieve Liane allang geen
bezwaren had.
Mijn beste kerel, alles zou goed zijn gegaan als het nood
lot mij niet in den vorm van den slaap in den weg was
getreden. Op een avond, na een lange wandeling met Liane,
door het Bois de Boulogne in de avondschemering, klampte
De Nobelpoort in Zierikzee.
meneer Fournier me aan. Hij had de laatste hand gelegd
aan een drama in vier bedrijven en zooals eens Molière
zijn werk door zijn huishoudster liet keuren, zoo wilde hij
mijn oordeel weten over dit nieuwe werk van zijn hand.
Ik was doodmoe en heelemaal niet in de stemming naar
de voorlezing van een drama te luisteren na een avond
wandeling met een lief meisje is je stemming van een heel
ander soort en ik wilde juist een poging aanwenden
om mijn aanstaanden schoonvader te bewegen mij zijn werk
op een anderen avond voor te lezen, toen een blik uit de
schoone oogen van mijn meisje me trof en ik daarop me
„gaarne" bereid verklaarde het nieuwe meesterwerk te
hooren.
Dien avond begreep ik de prachtige woorden van Ledru
Rollin over de kwellingen van den slaap die ernstiger kun
nen zijn dan van een zware ziekte.
Meneer Fournier las me voor met de eentonigheid van
een melkvaatje, dat leeg loopt. En het waren vier bedrijven,
vier lange, nietszeggende, vervelende bedrijven, vol non
sens, zonder een enkele oorspronkelijke gedachte.
En terwijl de man voorlas met de welvoldaanheid van
een, die over zich zelf tevreden is en die genoot van zijn