handel, een punt van samenkomst voor kooplieden uit vele
landen. Als Veere is zij vervallen, weggezonken in den
duisteren nacht der vergetelheid, maar dieper, oneindig die-
w/rr l ^ee.re' Zii heeft £een kerk, dan een zooals elk
Walchersch dorp er een heeft, geen stadhuis, dan een een
voudig dorpsgemeentehuis in den leelijken, stijlloozen stijl
van net midden der vorige eeuw. Geen enkel gedenkteeken
dat herinnert aan roemrijker dagen is haar gebleven en de
enkele al te schaarsche vreemdeling, die Arnemuiden be
zoekt, komt uit zichzelf wel nimmer tot de gedachte, dat
deze plaats eenmaal een bloeiende handelsstad was.
Keeds in het begin der dertiende eeuw (1223) wordt
Arnemuiden in een oorkonde genoemd. De oude geschied
schrijvers noemen deze plaats een der belangrijkste koop
steden van Europa, maar naar alle waarschijnlijkheid berust
hun zeggen op geen of losse gronden. Het eerste Arne
muiden was echter geen lang bestaan beschoren. De menig
vuldige grondbraken ondermijnden de plaats dermate, dat
heer Gillis van Arnemuyden omstreeks 1462 zijn onderzaten
bevalyhun woonsteden te verleggen naar den z.g.n. Oosthoek
van Walcheren, die onder jurisdictie van Middelburg stond.
Het nieuwe Arnemuiden geraakte weldra tot grooten bloei
door handel en scheepvaart, zelfs zoozeer dat Middelburg
beducht werd voor deze naburige mededingster. Omstreeks
15UU vertoefden er zoovele vreemdelingen, dat men er meer
herbergen aantrof dan in Middelburg en niet minder dan
twee derden der huizen daarvoor in gebruik waren genomen
ln 1496 kwamen er honderd vijf en dertig schepen tegelijk
VODLen e e SPaansche prinses Johanna, de bruid
van Philips den Schoone, met zich voerden, en in 1522 ver
heten meer dan honderd en vijftig schepen tegelijk de reede
om Karei V uit Engeland te halen.
In 1572 koos Arnemuiden, naar het voorbeeld van Vlis-
singen en Veere, de zijde der opstandelingen, tengevolge
waarvan de plaats den 8sten Mei 1572 door de Spaansche
troepen onder Sancho d'Avila werd hernomen, uitgemoord
en geplunderd. Na de overgave aan Willem van Oranje
in Februari 1574, had nog alleen maar het huis van den
bevelhebber deuren en vensters alle andere waren door
de bezetting als brandhout gebezigd. De prins kwam Arne
muiden echter in haar ellendigen toestand te hulp, hij ver
hief haar tot een stad, versterkte haar en ontsloeg haar
van haar onderhoorigheid aan Middelburg. De stad werd
herbouwd en de vroegere welvaart keerde weer. Ten twee
den male brak voor Arnemuiden een tijdperk van bloei aan.
De gevluchte inwoners zochten hun verlaten haardsteden
weer op de scheepstimmerwerven weergalmden wederom
van luide geruchten. „De Leeuw" en „De Leeuwin", de eer
ste schepen die naar Oost-Indië voeren, werden hier ge
bouwd. ,,De Stad kon de grootheid harer neering, de menigte
harer ingezetenen, de toeloop der vreemde koop- en zee
lieden nauwelijks meer bevatten," verhaalt Smallegange.
Maar het tweede bloeitijdperk bleek slechts van korten
duur te zijn. Dezelfde zee, die Arnemuiden tot twee keer
toe groot en rijk had gemaakt, werd haar verderf. De haven
verzandde zoozeer, dat de stad reeds tegen het eind der
Aii 8eUW met geen groote schePen meer te bereiken was.
Alle pogingen van het stadsbestuur om hierin verbetering
te brengen faalden en met onafwendbare zekerheid ging
Arnemuiden haar ondergang tegemoet. Een groot deel der
bevolking trok weg handel en scheepvaart verliepen Vele
huizen stonden zoo lang leeg, tot ze afgebroken moesten
worden. Van de vroegere levendigheid, die hier geheerscht
had, bleef geen schijn of schaduw.
De kroniekschrijver Boxhorn (1612-1653) verhaalt hoe er
}n ^jn no£ ..eenige grijze mannen" waren, die heugenis
hadden van Arnemuidens vergane roem. Zij wisten o. a. te
aa'j j f,n' llet in Arnemuiden levendiger was dan in
Middelburg en dat de huizen er duurder in huur en koop
waren, dat aan de Oostzijde een menigte van herbergen
stond, enz. Waar tevoren de diepte zoodanig was, dat
schepen van 300 lasten zoo diep konden zinken dat men
ONS ZEELAND
zelfs het vlaggetje in den top van den mast niet meer kon
zien, reden thans wagens en paarden. Boxhorn achtte het
verval der stad een straf voor de slappe of onmachtige
justitie, die niet verhinderde dat voortdurend gevechten
ontstonden onder het bootsvolk Spanjaarden, Franschen,
Nederlanders en voornamelijk Oosterlingen, waardoor de
geheele stad in rep en roer kwam. „Gods rechtvaardige
toorn maakte het alzoo, dat nauwelijks eenige overblijfselen
van het oude welvaren waren te vinden."
Al wat het bestuur der ongelukkige stad ook al deed,
om verbetering in dezen toestand te brengen, had geen
gevolg. De uitdieping van de verzande haven bracht groote
kosten met zich mede, maar niettemin was zij vruchteloos.
De stad stak zich dientengevolge in diepe schulden, die zij
met geen mogelijkheid kon betalen, zoodat een bankroet het
onvermijdelijk gevolg was. Op alle mogelijke manieren
trachtte men de menschen te bewegen, zich in Arnemuiden
te vestigen, maar alles was tevergeefs. Alleen een zout
ziederij en de visscherij hielden de armoedige bevolking
in het leven. De eerste verliep in het begin der vorige eeuw
sindsdien is Arnemuiden zoo goed als uitsluitend op dé
visscherij aangewezen.
f
De ingenieur Thomas Speeleveldt, die in het begin der
vorige eeuw zijn „Brieven over het eiland Walcheren"
schreef (1808), beschrijft de stad „indien eene ellendige
verzameling van eenige hutten, vervallen aarden wallen, en
ter neder gestorte muren dien naam verdienen" als „eene
plaats door aardbeving verwoest, indien de met mos en gras
egroeide steenen niet de verwoestingen van de armoede
hadden aangetoond". Met een sloepje voer hij, bij hoog
water, het Arnemuidensche Gat in, waar de garnalenschuit-
'®s iitreurig contrast met de magtige vloten, die weleer
alle schatten der wereld aan de welige inwoners toebragten"
hem bijna den doorgang versperden. Als hij, bij het
aan wal gaan, de stad beklaagt, „eene plaats, welke
weleer met Middelburg naar de zetel dorst dingen, en die
thans niets dan het zinnebeeld der ellende met zich draagt"
wordt hij echter getroffen door de aanschouwing der
bewoners. Sommigen hielden zich bezig met netten naar
den wal te voeren, anderen kookten de gevangen garnalen
ot maakten hun bemorste schuiten schoon. Groepjes vis-
schers wandelden rustig heen en weer of zaten op den
met boomen beplanten dijk bij hun spelende kinderen. De
vrouwen, sterk en gespierd, droegen de korven met visch
naar Middelburg en Vlissingen of kwamen met ledige man
den terug. „Alle waren wel en warm, doch op eene bij
zondere wijze gekleed, in alle aangezigten straalde het ver
genoegen de onderlinge gezelligheid en eene soort van open
hartigheid uit de armoede, welke niet aan de uiterste be
hoefte grenst, bewaarde hen voor de gebreken die den over
voed vergezellen, en verwijderde het aanzien der zorgelijke
ellende van hun af zij schenen niets te begeeren dan hun
stil en eenvoudig leven, zij schenen bevrijd van al die drif
ten, aan welke de weelde, de rijkdom, de eerzucht, de af
gunst, de grootheid, onderworpen zijn. De inwoners van
het vervallen Arnemuiden genoten het leven, die der
bloeiende stad hadden den voorspoed niet kunnen genie
ten. s
^"n ïé-6^ ,^eze m'n meer arcadische bespiegelingen be
sluit hij zijn beschouwingen over het vervallen stadje
„Vaart wel, visschers van Arnemuiden, wanneer ik in
onze bedorven steden dat onrustig heen en weder loopen
zie, wanneer ik die achterhoudende, die verteerde, die trot-
sche die lage aangezigten, die groote verscheidenheid van
standen, bronnen der bedervende weelde en der drukkende
ellende beschouw, denk ik dikwijls aan uw groep langs
uwe aangeslijkte haven en lommerrijken dijk gij zijt het
waar geluk onbewust, zoo gij u over het verlies van de
schoonste reede des aardbodems beklaagt, want dus heeft
een Spanjaard^ het water genoemd, waarvan thans een
drupje uwe neergestorte muren bespoelt."