HET EERLIJKE „KOKKIE" 16 ONS ZEELAND maar waar het einde Maar toch, toen ik de foto zag en hoorde, dat op „ter Hooge" die Orchidee bloeide, kon ik niet nalaten er iets van te zeggen. De lezers kennen „ter Hooge" zooal niet in werkelijkheid, dan toch van de fotopagina, maar wanneer ge het voorrecht hebt er zoo eens even te mogen ronddwalen, krijgt ge eerst 'n volkomen indruk van deze prachtige plaats. Door 'n smal donker laantje voerde de jonge baas, de heer P. de Meijer, mij naar de oranjerie die ter weerszijden door knusse kasjes wordt afgesloten. In de oranjerie zelve 'n fraaie groep van palmen, reuzen Aspidistra's en fraai gekleurde Coleussen, die om de knappe wijze van samen stelling zeker 'n woord van lof verdiende. Dan komen we in de z.g. warme kas, waar natuurlijk de bloeiende Stan- hopea het allereerst wordt bewonderd. Zij groeit in wat de kweekers 'n mandje noemen, dat samengesteld is uit minia tuur balkjes, die op regelmatige afstanden van elkander geplaatst zijn. Aan alle zijden en ook van onderen is dus gelegenheid om er uit te komen. Dat zulks noodig is, ziet men op het eerste gezicht, want de bloemen hangen aan een stevigen stengel onderaan het mandje, terwijl de bladen, die eenigszins aan klein Aspidistra-blad doen denken, allen aan den bovenkant staan. Hoe of nu die bloem daar van onderen komt De Stan- hopea ontwikkelt haar bloemstengels van uit den wortel stok naar beneden en het is dus heel natuurlijk wat we zien. Maar ook als deze bloeiende Orchidee niet zoo in het oog loopend was opgehangen, zouden we haar aanwezigheid dadelijk bemerken door de sterke geur welke zij verspreidt. De bloemen zijn groot en 'n wonder van vormloosheid, de kleur crême-geel, met donker-purperen vlekken. Al is haar pracht maar van korten duur, zij geeft dikwijls meerdere stengels, waardoor de bloeitijd iets wordt verlengd. Ook deze plant had reeds met twee bloemen staan pron ken en nu gaf zij er weer twee, wat nog al erg royaal was daar haar ontwikkeling ternauwernood het middelmatige kon halen. Maar door de goede zorgen van den ijverigen baas zal daarin wel verbetering komen. Voorts zagen we er nog fraaie cypripediums en van achter teer groen Adiantum loof hieven enkele Anthuriums hun schitterend roode bloemscheede op. Even zijn we nog 'n klein eindje den tuin door geweest en genoten van den gloed der vuurpijlen die tegen den don keren achtergrond oplaaide, we zagen de stoere Agaven, fier dragend de forsche bladen vol dreigende zwijgzaamheid en er was nog zoo heel veel meer dat we gaarne wat langer hadden willen toeven om dat alles rustig te kunnen verwer ken. Maar de tijd drong en de Stanhopea lokte. Dus gingen we andermaal er naar toe en 't was of haar bloem in het wazige licht van den vroegen avond als 'n tropische vlinder te sterven hing. Stanhopea, wonderlijke bloem die ons aantrekt en toch onbereikbaar ver van ons blijft, die roept, en wij komen, in wiens nabijheid alles, alles zwijgt omdat zij ons doet gevoelen, dat de natuur haar verheven heeft tot den adeldom van het plantenrijk. G. BUDDE. (Eert verhaal uit Indië) door JULIA STOPPELMAN. Toen „kokkie" bij mevrouw kwam om te vertellen, dat zij had gemerkt, dat de „baboe" eieren uit het kippenhok stal, was „nonja" zeer verheugd. Dat was nu eens een eerlijke vrouw, op wie men staat kon maken. Wat kletsten de lui toch, die beweerden dat kokkies net zoo goed stalen als baboes en de baboe net zoo goed als de „sepen", de huis jongen, en de „kebon", de tuinman, en de waterdrager. Mevrouw was wel is waar pas in Indië en zij had nog niet veel gemerkt van diefstallen. Misschien dat kokkie wel een paar centen door de vingers liet glijden als ze naar den „pasar" ging om inkoopen te doen voor de rijsttafel, maar echt stelen had ze nog niet gemerkt. Het viel haar van de baboe tegen, die al een nieuw baatje van haar ge kregen en een „voorschot" had van twee maanden „gagie". Maar de eerlijkheid van „kokkie" vergoedde veel, die zou ze in eere houden en haar nu en dan wat toestoppen, om te voorkomen dat ook zij behoefte gevoelde om wat weg te nemen. Zij was er zóó verheugd over, dat zij naar buur vrouw liep om haar deelgenoot te maken van haar vreugde. Buurvrouw, al jaren in Indië, al veertig jaar, die het Inlandsche personeel van haver tot gort kende, lachte har telijk om de mededeelingen van de nieuweling. Maar mevrouw, hoe heb ik het nu. Weet u, waarom de kokkie de baboe heeft verraden Vermoedelijk, mevrouw, om mij voor de baboe te waarschuwen, omdat ze niet wil dat haar „nonja wordt bestolen.... Neen, mevrouw, omdat ze zelf de eieren niet kon stelen en misschien ook omdat baboe niet samen wilde deelen. Ze neemt wraak op de baboe, die haar voor is ge weest en daarom handiger was dan zij. - Hoe is dat mogelijk, zeide mevrouw teleurgesteld. U moet dat niet zoo zwaar nemen, lieve mevrouwtje, ze „gappen" allemaal, de eene wat meer, de ander wat

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 14