xm
VICTORIA-WATER
ONS ZEELAND
UIT ZEELAND'S VERLEDEN.
D. A. DE STOPPELAAR.
XI.
Na de meeste Neeringhe dat sy loopen,
5
Is het niet bedenkelijk dat een groot deel der Zeeuwsch-
Vlaamsche nijverheid zich in vreemde handen bevindt? En,
mogen wij ons gelukkig prijzen, dat in de oorlogsjaren dui
zenden hectaren gronds in Nederlandsche handen zijn ge
komen, er is nog heel wat grond in handen van Franschen
en Belgen. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat bij een crisis
in den landbouw zeer veel grond verkocht zou worden. Ook
in de tramweg-maatschappij zit veel Belgisch kapitaal.
Laat ons dit rijk, en typisch Nederlandsch gewest toch
vasthouden met beide handen. Betoogingen in tijd van bui-
tenlandsche bedreigingen zijn volkomen onvoldoende, wan
neer die niet gepaard gaan met krachtig Nederlandsch ini
tiatief. Is het geoorloofd een toestand zich te laten besten
digen, als die waarin de Zeeuwsch-Vlaamscbe Scheldevaart
zich bevindt? Terwijl in de 17e eeuw Zeeland op scheep
vaartgebied een belangrijke plaats innam, is tegenwoordig
de scheepvaart, met uitzondering van de lijnen Vlissingen
Harwich en TerneuzenLonden, tot visscherij en beurtvaart
beperkt. Nog één vraag: waarom laat men Zeeuwsch-
Vlaanderen zonder garnizoen?
Dit alles is zóó urgent, omdat de belangrijkste schakel
met het Noorden ontbreekt: een bevredigende verbinding
tusschen Zeeuwsch-Vlaanderen en het Noorden. Een tweede
ferryboot op het traject VlissingenBreskens is meer dan
noodzakelijk. En de verbinding is zoozeer in het algemeen
landsbelang, dat het bevorderen van de rijkseenheid drin
gend vergt, dat de wenschelijkheid moet worden uitgespro
ken: de Staat, die thans reeds 80 pCt. bijdraagt in de groote
jaarlijksche tekorten van den stoombootdienst op de Wes-
terschelde, behoort de veren op de Westerschelde in handen
te krijgen!
Wil men de bevolking, waarvan vooral het katholieke deel
door banden van bloed- en geloofsverwantschap aan het
aangrenzende Belgische Vlaanderen is verbonden, voor het
Noorden behouden en tot het Noorden aantrekken, dan
dient men zich te doordringen van de noodzakelijkheid eener
menigvuldiger en vooral goedkoooer verbinding met het
overig Zeeland. Staats- en stamoverwegingen, de algemeene
waardeering van Nederland voor dit rijke, productieve ge
west, moeten de geographische moeilijkheden overwinnen."
-".V*" ti7~'
door
Onderhandelingen.
1 en einde raad ligt Requesens op eigen gelegenheid maar
gelden in Brabant, die met den sterken arm geïnd worden.
iNatuurlijk begaan de Spaansche soldaten daarbij tal van
muiterijen en verhalen hun tekort op de inwoners. Echter
is het opmerkelijk, dat men in Zeeland, waar het nijpend
geldgebrek even groot is als aan Spaansche zijde, van geen
beweging onder het geuzenivolk hoort. Toch verslindt de
oorlog ook hier geweldig veel geld en slinken de inkomsten
belangrijk door het kwijnen van den handel en nijverheid.
Bovendien staan de vruchtbaarste deelen van het land onder
water, zoodat het niet mogelijk is de gewone belastingen op
te brengen, 'n Geweldige storm richt dan nog een schade
van drie ton aan.x)
Reeds geruimen tijd terug bericht Oranje aan zijn broer
Jan, ,,dat de inkomsten niet reiken, om het dreigend tekort
te dekken. 2) De gemeenschappelijke staten hebben den
prins tot bestrijding der oorlogskosten 104.000.toege
staan en wel voor den tijd van vier achtereenvolgende maan
den, welke door de steden moet worden opgebracht en wel
naar maatstaf door hem te bepalen. Om deze som bijeen te
krijgen, moet weldra een honderdste penning geheven wor
den van onroerende goederen.
In Augustus bewilligt men, bij de meest kapitaalkrachtige
inwoners 50.000.op te nemen, gravelijke en geestelijke
goederen te verkoopen, terwijl het den koooer vrijstaat, de
helft der som, welke het land hun schuldig is, af te trekken
van den koopprijs.
Het geldgebrek wordt zóó erg, dat de Staten de jaarwedde
van den Prins, groot 26.000.slechts bij de week en dan
nog krachtens bizondere machtiging, laten uitbetalen.3) En
daar Oranje in dezen tijd geen andere inkomsten heeft, kan
hij ziin dagelijksche uitgaven niet voldoen. Als de Koning
van Navarra den Staten een aanbod doet van tien vendels
soldaten te zenden, moet deze hulp uithoofde geldgebrek
worden afgeslagen.
,,Wij worden door niemand ondersteund," zoo bericht
Willem in November 1575 zijn broer Jan van Nassau, „als
wij nu maar 3 a 4000 man hadden, konden wij op Schouwen
onzen slag slaan, dat zij het zouden berouwen zich daar
genesteld te hebben; maar nu in stede van versterkt te wor
den, verlaten ons dagelijks diegenen, van welke wij nog
eenigen dienst konden hebben. Immers, voor weinig tijd
zijn veel onzer aanhangers vertrokken, omdat wij geen mid
delen hadden hen te onderhouden."
Er is in deze dagen overal een verschrikkelijke malaise:
Den Ambachtsman die mach nu wel sorghen,
Want hy leeft in groot verdriet;
Want hy gaet leenen oft borghen,
Betalen en can hy niet.
Daerom trekken sy nu met hoopen
Na Bremen oft na Wesel goet
Daer crijcht den Ambachtsman wederom moet.4)
Willem van Oranje ziet in deze dagen ernstig uit naar
hulp van buiten. 1 Weliswaar is hij door huwelijk met
Charlotte van Bourbon-Monpensier aan het koninklijk huis
geparenteerd, doch de vorstin, als abdis uit een klooster
gevlucht en tot het Calvinisme overgegaan, is door haar
familie verstooten. Bovendien, koning Hendrik III, die zijn
broer Karei IX is opgevolgd, de medeplichtige aan de Bar-
tholomeusnacht, is evenmin tot helpen geneigd, te meer
omdat in zijn land de burgeroorlog opnieuw ontbrandt, onder
medewerking van Frans van Anjou, het hoofd der midden
partij tusschen Hugenoten en Katholieken. Van dien kant
is dus geen steun te verwachten. In Juni slaat de prins voor
met behoud van 's lands voorrechten zich aan 't Duitsche
Rijk leenplichtig te maken.0) Tot dat doel zijn reeds gezan
ten benoemd, doch Requesens krijgt er de lucht van en
weigert natuurlijk een vrijgeleide. Maar in het begin van
1576 lukt het toch de gezan'ten om Duitschland te bereiken
en terzelfder tijd slaagt Oranje er in van de berooide Staten
120.000.los te krijgen, met welke gelden men hulp zal
koopen van Johan Casimir van Tweebruggen pas twee
jaar later komen diens troepen afzakken. 7)
Verlangen de Staten van Holland en Zeeland vurig naar
vreemden bijstand, des te minder zijn zij bereid, de souve-
reiniteit, die zij tijdens den opstand aan zich getrokken
Heeft gunstigen invloed
op de spijsvertciing