6
ONS ZEELAND
hebben, aan een vreemden vorst over te dragen, ofschoon
de prins oordeelt, dat men daartoe noodgedwongen vroeg
of laat toch toe moet overgaan. Hun bedoeling is, gelijk zij
openlijk volhouden, zich niet van Filips heerschappij te ont
trekken, doch enkel van de dwinglandij der Spaansche
soldaten.
Vandaar dan ook, als voorgesteld wordt door sommige
steden en edelen te verklaren, „dat men den Koning, als een
dwingeland, die zijn onderdanen zoekt te verdrukken en te
verderven, zoodra mogelijk behoort te verlaten en een
andere beschermer te zoeken," Zierikzee dit niet begeert en
nog eenmaal vraagt 's Keizers interventie in te roepen. Een
Hollandsche Statenvergadering verklaart na veel gehaspel,
„dat men den Koning verlaten en vreemden onderstand
moet inroepen, waarbij men den prins de keus laat onder
voorwaarde, dat hij op 't stuk der regeering, vooraf steeds
het goeddunken der Staten zal hebben in te winnen. Tegen
dit besluit verzet zich Zierikzee om bovenvermelde redenen,
terwijl Goes en Tholen nog de Spaansche zijde houden.
Nu geldt de vraag, of men zich tot 't Duitsche Rijk dan
wel tot Engeland zal wenden. Van de Duitsche vorsten is
geen hulp te verwachten, daar het handhaven der rust in
eigen land deze de handen vol werk geeft, anderdeels omdat
zij het altijd oneens zijn, in godsdienst van elkaar verschil
len en de een den ander de aangeboden Souvereiniteit zou
misgunnen, die bovendien wellicht geen hunner zal willen
aanvaarden, daar Filips als nabestaande van keizer Karei
in Duitschland nog veel vrienden bezit, En kwamen de
Nederlanders in het Duitsche rijksverband, dan zouden er
dagen en jaren verloopen, voor vorsten en rijksstanden te
dien opzichte tot een besluit geraakten daar zulks, ten
waarborg onzer provinciën, die direct hulp behoefden, niet
anders dan op een Rijksdag geschieden kan. 8)
Zal men zich tot Engeland wenden of trachten toch nog
Frankrijk in den arm te nemen? Oranje svmpathiseert met
het laatstgenoemde land, waar Hendrik III thans gunstig
voor hem is en dien hij nu durft aansporen zich ten opzichte
der Hugenoten inschikkelijker te toonen, waardoor dan de
rust aldaar zal herstellen en Frankrijk zoodoende in de
gelegenheid zal zijn de Nederlanders te steunen.
Maar de Staten beschouwen de zaak anders: zij zien de
Franschen als erfvijanden der Nederlanden en kunnen in
deze, getuige de Bartholomeusnacht, geen vertrouwen in
hen stellen. Voorts meenen zij, het land is te veel door bur
gertwisten geschokt, om, al is de vrede hersteld, kracht-
dadigen steun te verleenen. Bovendien komen zij dan in
conflict met Braband en Vlaanderen, die in Frankrijk hun
eeuwerouden vijand zien.
Tenslotte vreezen zij, indien de Koning meester is, deze
door Filips overgehaald zal worden, Holland-Zeeland te
ruilen voor Nanels of Milaan. En dan begon de misère van
voren af aan. Hun vertrouwen is alleen op Engeland geves
tigd, waar hun geloofsgenooten heerschen en een eerlijk
bestuur gegrondvest is. Daar komt bij, dat Elisabeth over
een groote vloot beschikt, die onze kust kan beschermen en
met de Hollandsch-Zeeuwsche vereend, zal het den Span
jaarden nooit lukken, meester ter zee te zijn. En dit te
minder, daar Denemarker, Zweden en Embden niets liever
willen als een bondstenootschan met beide zeeprovincies.
Men hoopt voorts, dat diè Nederlandsche gewesten, welke
nog onder Spanje's macht staan, alle handel onttrokken kan
worden, waardoor men deze dus kan dwingen, gemeene zaak
met Holland-Zeeland te maken, terwijl Frankrijk om den
zelfden reden dit voorbeeld zal volgen.
Tegen deze argumenten weet de prins niets in te brengen
en men besluit dan Holland-Zeeland aan Engeland te ver
binden, onder voorwaarden, die het best met recht, billijk
heid, godsdienst en dreigend gevaar overeen komen.
Elisabeth heeft weliswaar onlangs een vijftigtal Zeeuwen
haar rijk ontzegd, maar men weet, hoezeer zij hier in weer
wil van zichzelf gehandeld heeft. Ook is het niet onbekend,
hoe ongaarne zij den prins betrekkingen met Frankrijk ziet
aanknoopen; noode zal zij de beide provinciën onder Fran
schen invloed zien. Zij geeft Filips dan ook den raad, Oranje
zooveel mogelijk te bevredigen, doch de Koning antwoordt,
„dat de opstandelingen gestraft moeten worden."
Als Willem bij monde van Aldegonde met het Fransche
hof onderhandelt, stuurt de Koningin Rogers tot hem, om
dit te ontraden. De gezant vindt hij de Staten een gretig
gehoor, meer dan bij den prins, wiens Raad en Hofprediker
Pierre l'Oiseleur, Heer van Villiers en van Westhove hem
vermaant, zich niet met Elisabeth in te laten, daar zij toch
geen bekwaam veldheer heeft. Toch zien wij Willem onder
handelingen met haar openen. Aldegonde en Paulus Buys
vertrekken naar Londen en verklaren „hoe de prins en de
Staten, die thans aan een goede vrede wanhopen, zich tot
haar wenden als tot een ware beschermster van het geloof
en eene vorstin, gesproten uit hun bloed. (Ter verduidelij
king hiervan: de koningin stamt af van Filippa, dochter van
Willem III, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland,
die met Edward III van Engeland gehuwd was).
Mag zij er toe besluiten de Staten te steunen, dan bieden
deze haar onder nader te bepalen voorwaarden de souve
reiniteit over Holland-Zeeland aan. Elisabeth heeft daar
veel ooren naar en benoemt gezanten om met de afgevaar
digden te onderhandelen,10)
Als Requesens dit hoort, stuurt ook hij gezanten en spoort
de koningin aan de Holl.-Zeeuwsche heeren „als zijnde op
roerlingen krachtens het vroeger gesloten verdrag niet te
hooren en ze uit haar land te zetten." Zij antwoordt „het
zeker niet goed te achten oproerlingen te beschermen, doch
beschouwt als zoodanig de Hollanders en Zeeuwen niet, daar
deze zich alleen tegen een schrikbewind te weer stellen en
nog altijd geneigd zijn, onder gehoorzaamheid aan Koning
en Staten-Generaal terug te keeren, waartoe zij zelfs 's Kei
zers interventie inroepen. Doch als zij zien, dat aan hun
billijke grieven niet voldaan wordt, hebben zij beproefd zich
onder Frankrijks bescherming te stellen, iets wat da Engel-
sche regeering zoo maar niet kan toestaan." De Nederlan
den een sucrezaal van den Franschen Koning, m. a. w. de
Zeeuwsche kust in Fransche handen, dat kan Elisabeth met
het oog op Engeland's veiligheid niet toestaan.
f Wordt vervolgd).
Hooft: BX, bl. 443.
Archives TV, bl. 173179.
3) Wagenaar: Dl. VII, bl. 77.
4) Dr. E. T. Kuioer: Geuzenliedboek, Dl. I b'. 255, voor
„wel sorghen" leze men „bekommerd zijn".
Blok: Gesch. Ned. Volk, Dl. III, bl. 156.
Wagenaar: Dl. VII, bl. 77.
7) Register ter Raede van Middelb. o a. bij Wagenaar
Dl. VII, bl. 79.
8) le Petit: Chron. de Holl. T III, p. 306.
n) Dr. Maurits Josson: Frankrijk, de eeuwenoude vijand
van Vlaanderen en Wallonië (1913).
10) Wagenaar: Dl. VII, bl. 83.
Hallo, hallo
Hier is het draadloos uitzendstation de Scheldezender!
Vindt u het interessant te hooren:
dat in 1928 in Vlissingen 171 paartjes in, en 6 dito
uit het huwelijk traden.
dat in hetzelfde jaar in dezelfde stad in het gasthuis
en in het ziekenhuis bijna alle plaatsjes bezet waren. Men