m
SOPbA
JVEDhAUENlVOOC:
JEUGDI
ONS ZEELAND
DE TOOVERKLOMPEN
JO
het paard reeds in vollen draf. Hij zag er zijn dochter Jo-
séphine staan; de handen tot gebed gevouwen om God te
danken voor de reeds volbrachte redding en Hem verder
te smeeken om steun. Men moest gaan midden door Parijs,
maar de straten waren niet druk, het paard liep goed, en
niet veel meer dan tien minuten later was men reeds in de
Rue de Vargirard achter het Odéon. Lavalette voelde achter
zich; goed geladen pistolen bevonden zich daar. Indien
iemand gewaagd had hem den doorgang te verbieden, zou
hij twee vastbesloten mannen tegenover zich gevonden
hebben.
Niet lang meer hadden zij te rijden. Wel kwamen zij
gendarmes in vollen galop tegen, die de straten afzochten;
wellicht waren het degenen, uitgezonden om den reeds ont
vlucht bemerkten Lavalette op te sporen. Men verliet op
een gegeven oogenblik de cabriolet; het gezelschap van La
valette wisselde; een hem onbekende man nam den dienst
naast hem over. Men naderde een groot gebouw, en de man
naast hem zeide dat, terwijl hij met den wachtdoenden
Zwitser sprak, Lavalette den trap moest opgaan, die zich
achter in de gang bevond. Wel riep de Zwitser hem toe, wie
hij was, maar de man antwoordde dat het zijn knecht
was, die zich reeds naar boven begaf. Lavalette vond,
boven gekomen, een kleine kamer voor hem geopend; daar
voegde zich de onbekende bij hem; hij wees hem een kast,
in het beschot van de kamer gebouwd, waarin een bed en
alle verdere gemakken zich bevonden. Wel merkwaardig,
zijn redder was een der huisbewaarders van het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken, staande onder leiding van den
heer de Richelieu, een der ergste dienaren van de reactie
der Restauratie. Hij was hier veiliger dan waar ook, want
niemand zou het in zijn hoofd hebben gekregen om het Mi
nisterie van Buitenlandsche Zaken te doorzoeken, en Mi
nister de Richelieu was wel degene, die voor de trouw van
zijn dienaren ten volle instond.
In deze veilige schuilplaats bleef Lavalette bijna drie
weken verborgen. Eerst toen hadden zijne vrienden de
noodige gelegenheid gevonden om hem buitenslands te
brengen. Het waren Engelschen, onder wie generaal Wilson,
die te voren reeds getracht hadden maarschalk Ney te
redden, en die nu zijn leven aan de Restauratie betwistten.
Men kleedde hem in de uniform van een Engelsch officier;
men bracht hem, zij het ook niet zonder moeite, op Belgisch
grondgebied, en vandaar kwam hij over Duitschland naar
Engeland. Eerst daar rekende hij zich geheel veilig en van
daar schreef hij aan den koning om gratie te verkrijgen.
Die verkreeg hij eerst in 1822, toen inmiddels zijn dappere
vrouw, die slechts korten tijd in de Conciergerie kon worden
gevangen gehouden, zich reeds lang bij hem had gevoegd.
Er gingen wel stemmen in de omgeving des konings op om
haar te pijnigen, zoodat zij het verblijf van haar man, dat
zij overigens niet wist, zou moeten noemen, maar ditmaal
toonde is de geschiedenis juist Lodewijk XVIII zich
van een beteren kant dan die hij in den regel deed. ,,Fi done,
messieurszeide hij tegen de heeren die hem dat voorstel
deden, „gij behoeft niet te toonen, dat door uw langdurig
buitenlandsch verblijf verleerd hebt Fransch te denken en
te gevoelen!"
Voor Uwe gezondheid
zonder papier
100 pCt. tabak
door M. B.
(Vervolg).
Op de speelplaats wilde ze eerst niet meedoen met de
andere kinderen, bang dat de klompen weer malle kuren
zouden krijgen, maar ze had er niet op gerekend, dat de
tooverklompen wèl wilden dat Anneke zou spelen.
Ze speelde krijgertje en Anneke was zóó vlug en zoo
snel dat niemand haar kon vangen, en toen plotseling een
bal van één der jongens over den muur vloog, sprong Anneke
er zoo rap over heen dat de juffrouw en de kinderen vol
verbazing er naar stonden te kijken.
Dat konden ze maar niet begrijpen. Vroeger was Anneke
altijd zoo langzaam en onwillig en nu neen, daar snap
ten ze niets van.
De juffrouw kon dan ook niet nalaten haar een pluimpje
te geven voor haar ijver, en Anneke had daar zoo'n schik
in, dat ze danste van pret.
Het was een lust om te zien, zoo aardig als zij nu trippelde
en danste, eerst een gewoon dansje, daarna een klompen
dans, het scheen wel alsof haar voeten betooverd waren en
vanzelf zich bewogen.
De andere kinderen vonden dat prachtig en probeerden
het haar na te doen, maar het lukte hun niet.
Anneke zeide, dat dit van haar nieuwe klompen kwam,
maar vertelde er niet bij, dat ze heel anders werkten wan
neer ze eens stout of ongehoorzaam was.
Toen de school uitging, wilde ze even bij de brug stilstaan
om naar eenige jongens te kijken die in een schuitje aan
het spelevaren waren. Maar de klompen verkozen niet te
blijven staan, hoe ze ook haar best deed, en zich uit alle
macht aan de brugleuning vasthield.
Haar voeten gingen voort en ze sleepten haar mee.
Zoodra ze niet meer tegenstribbelde, ging alles heel goed,
en zij kwam op behoorlijken tijd thuis.
Toen ze de voordeur open deed, dacht ze: „wacht, ik ga
nog eens even naar m'n vriendinnetje, die heeft al zoo dik
wijls gevraagd of ik eens naar de nieuwe pop kom kijken;
maar haar voeten bleven stokstijf staan, en ze moest haar
plan opgeven en rechtstreeks het huis in gaan, zooals hare
moeder altijd gezegd had te doen.
Toen ze even binnen zat en een glas melk had gedronken,
zeide haar moeder „Toe Anneke, ga eens gauw wat aard
beien plukken voor het eten
Net wou Anneke zeggen dat ze daar niet veel zin in had,
en aardbeien plukken het vervelendste werk vond, of haar
klompen zetten haar met een paar sprongen in den tuin,
vlak bij de aardbeien, en Anneke was niet zoo goed of ze
moest eerst een groote schaal vol geplukt hebben.
Toen ze eenmaal aan het plukken was, kreeg ze schik in
haar werk, het was ook zoo heerlijk in dien mooien tuin,
waar de vogels zoo heerlijk zongen en de zon allerlei figuur
tjes op den grond tooverde.
Spoedig was de schaal gevuld, en Anneke wilde nog even
blijven om voor zichzelf nog een paar heele mooie aardbeien
uit te zoeken. Maar zooals je al wel begrijpen zult, haar
klompen waren haar al weer voor, en ze holde nu naar huis,
vóór ze tijd had ook maar één aardbei voor haarzelf te
plukken.
„Wat ben je vandaag vlug Anneke," zeide hare moeder,
„dat vind ik zoo prettig als m'n dochter zoo'n lieve gehoor
zame meid is nu moest je vanavond nog maar even naar