UIT ZEELAND'S VERLEDEN. ONS ZEELAND door D. A. DE STOPPELAAR. XII. Onderhandelingen over en weer. Het is evenmin in t belang van Engeland, dat de Spaan- sche troepen hier te lande aanhoudend vermeerderen: dat kan vroeg of laat leiden tot 'n poging om een aanval od de Engelsche kust te doen, wat later ook geprobeerd is. Der halve kan Elisabeth de Hollandsch-Zeeuwsche gezanten zoo maar niet den bons geven. Deze dringen er bij haar op aan, dat zij ten minste hulp zendt, indien zij het niet raadzaam acht de aangeboden souvereiniteit te aanvaarden. De Ko ningin wil dit wel doen, doch verklaart een bescherming van Holland-Zeeland haar krachten te boven gaande; wel wil zij slechts in naam die bescherming od zich nemen, die zich in werkelijkheid echter alleen tot Walcheren zal bepalen. Voor de rest moet de prins dan maar zorgen. Maar de Koningin krabbelt nog meer terug; hoogstwaar schijnlijk door dreigementen van Requesens' afgezant; eenige dagen later verklaart zij in deze gewichtige aangelegenheid geen besluit te kunnen nemen, alvorens het parlement te hebben gehoord. Doch in die vergadering brengt zij het niet eens ter tafel! Uit alles blijkt, dat zij graag de opperhoog heid over Holland-Zeeland wil aanvaarden, doch daarvoor géén conflict met Filips riskeert. Van den anderen kant wenscht zij de Hollandsch-Zeeuwsche afgevaardigden niet geheel af te wijzen, uit vrees deze in fransche armen te drijven. Als nu ten einde raad de gezanten op een beslissend ant woord aandringen, schrijft Elisabeth aan Oranje, dat zij het aanbod met eer kan aannemen, alvorens zij beproefd heeft den Koning van Spanje tot vrede te brengen. Voorts verlangt zij, dat men ondertusschen met geen ander vorst (d.w.z. met Hendrik III van Frankrijk) in onderhandeling zal treden, daar zij dit hoog zou opnemen. Ook geeft zij den gezanten te kennen, dat 't makkelijker zal zijn tot een vergelijk te komen, indien Hollanders en Zeeuwen de R. K. Godsdienst willen toelaten. De afgevaardigden verzekeren haar dat deze godsdienst in hun beider gewesten ten ecnen- male vervreemd is; zij verzoeken geld te mogen oonemen, wat hun echter niet veroorloofd wordt. Want de Koningin verklaart, dit niet te kunnen toestaan, vóór zij de bemid- delingspogingen in t werk heeft gesteld. VC^èl mogen zij tweehonderd soldaten werven en eenig geschut aankoopen. En met de betuiging van haar hartelijke genegenheid voor deze landen en de belofte bij de gehoopte vredesonderhan delingen voor het behoud van den Hervormden Godsdienst te zullen waken, keeren de gezanten naar huis, om ter Sta tenvergadering verslag uit te brengen 7) Vruchteloos blijken dus de onderhandelingen met Enge land te zijn geweest: elders moeten de Staten hulp zoeken. Te meer, daar Oranje verklaart, indien het bqwmd hem als Souverein wordt opgedragen, het toch niet mogelijk zal zijn, zonder hulp van buiten zich staande te houden. Men besluit dan „tot verandering van Heer over te gaan en de opper hoogheid den Franschen Koning of diens broer aan te bie den, die Holland-Zeeland onder zijn gebied zal ontvangen,2) De Koning van Navarra was hier ook graag in aanmer king gekomen, vandaar indertijd zijn aanbod van troepen, die behalve uit geldgebrek ook afgewezen zijn, omrede het fransche hof en Elisabeth niet te krenken. Hendrik III be richt den prins, dat a's men hem of zijn broer het voorstel, Engeland gedaan, herhaalt, op goedgunstig antwoord gere kend mag worden. Heeft hij vroeger den Staten geen blijk van welwillendheid gegeven door hen te Kales convooi en licentgelden te laten heffen? Daardoor zouden zij zooveel in kas krijgen, dat het mogelijk is, den oorlog voort te zetten. Ongelukkig weigeren de Zeeuwsche kapiteins de geleibrieven te erkennen, zoodat dit gunstbewijs waardeloos is. De voortdurende vijandschap tusschen Koning Hendrik en zijn broer en vooral de gunstige wending der zaken in ons land, doen de onderhandelingen voor langen tijd staken.3) Arbeid en zorgen hebben ondertusschen Requesens' leven verkort; tijdens zijn oponthoud te Brussel vertoont zich aan zijn schouder een pestbuil van zoo'n ernstigen aard, dat alle hoop op herstel verdwijnt. Den 5en Maart 1576 overlijdt hij en de toestand der geldmiddelen is zóó ernstig, dat men zijn begrafenis eenige dagen moet verschuiven. Want in zijn paleis zijn nog geen 150 kronen aan contant geld aan wezig. 4) De Groot-Commandeur heeft, meer als z'n voorganger Alva, den Zeeuwen afbreuk gedaan,5) zeker was hij nog gevaarlijker voor deze provincie geweest, indien hij naar eigen voorschriften had mogen handelen en over meer geld kon beschikken. Door zijn bescheidenheid en groote voor komendheid laat hij den ijzeren hertog ver achter zich en vindt daardoor bij de inwoners meer gehoor (men denke aan Goes). Is Alva de man, die de Nederlanden door zacht heid bedorven waant, zoodat vuur, zwaard en strop niet ontzien moeten worden, Requesens -komt in den tijd, dat de Spanjaarden van dat idee genezen zijn. Nu geldt de stel- regel, de gemeente door de hoop op bevrediging in slaap te wiegen, om zoodoende het doel der absolute overheersching te bereiken. Requiem moghen.wy singhen, Over de Ziele, seer devoot Van Don Loys, laat ons volbringhen Die daer is ghebleven doot.7) Thans neemt de Raad van State te Brussel bij ontstentenis van een opvolger de regeering in handen. De hoop der Zeeuwen, dat de nieuwe bewindhebbers, meest Nederlan ders, den oorlog niet zoo nadrukke'ijk zullen voeren als Requesens, wordt niet vervuld. Zierikzee wordt niet alleen eng belegerd gehouden, doch ook alle handel op Holland en Zeeland op verlies van lijf en goederen verboden. Hier- ges, de Spaansche stadhouder van Holland en de Spaansche leden van den Raad van Holland vermanen de Holl.-Zeeuw sche steden nog eens schriftelijk, onder 's Konings gezag terug te keeren. Juist in deze dagen in de Holl.-Zeeuwsche unie, die het vorig jaar nog niet gelukt is, tot stand gekomen. Nog altijd leed men onder de gebrekkige samenwerking: weerzin in t opbrengen der zoo ongelijk verdeelde belas tingen, verwaarloozing van 't algemeen belang om parti culiere aangelegenheden des te meer tegemoet te kunnen komen, miskenning van 's prinsen diensten, enz. Over dat alles uit Oranje z'n hoogste misnoegen in de Statenverga dering van 11 Maart. Was zijn raad opgevolgd, de zaken in Zeeland zouden er beter voor gestaan hebben. Tevens zegt hij, „niet langer aan het bestuur te willen blijven, als men geen nauwere unie tusschen Holland en Zeeland weet te bewerkstelligen en geen verbetering komt in belasting heffing en betaling van het krijgsvolk. 8) Een en ander heeft tengevolge, dat de vroegere punten van vereeniging aan de Zeeuwsche steden worden voorgelegd in overeenstemming

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 3