DE GOEDE MAN. 16 ONS ZEELAND In ieder nummer van ons blad verschijnt een O.Z.-prijs vraag, voor de goede oplossing waarvan wij tien gulden beschikbaar stellen. Dit bedrag wordt niet verdeeld, dus iedere prijsvraag kan slechts één winnaar opleveren. In zendingen moeten geadresseerd worden aan de Administra tie te Middelburg. De redactie beslist daarop aan wie de prijs wordt toegekend. Tegen hare beslissingen kan geen hooger beroep worden aangeteekend. Ook zullen we over O.Z.-prijsvragen niet in briefwisseling treden. Oplossing van O. Z.-Prljsvraag no. 36 „Ieder mensch trekt om zich heen een cirkel van gedachten, daarbinnen is hij wat hij waarlijk is en daar leven met hem degenen die hij waarlijk lief heeft." De prijs viel ditmaal ten deel aan P. ROTTE Mzn., Kerkwerve (Sch.) O. Z.-Prljsvraag no. 38 Wat is de eenvoudigste manier, om het getal 9 uit te druk ken door de vijf getallen 2, 4, 6, 8 en 10 Oplossingen met op de adreszijde duidelijk vermeld O. Z.-Prijs- vraag No. 38 moeten uiterlijk Maandag 14 October in ons bezit zijn. Men gelieve er aan te denken dat de Administratie niet van plan is de strafporto te betalen wanneer de inzendingen niet voldoende gefrankeerd zijn. Ook mogen oplossingen niet als drukwerk verstuurd worden. (Naar het Italiaansch van Guido LuccianoJ. Nadruk verboden. Toen Archibald Dixon van Baltimore een der volksbuur ten van Napels doortrok, hij was op zoek naar oudheden wat verdwaald, werd zijn medelijdend hart gevoelig getrof fen door de armoede en ellende, welke hij daar aanschouw de. Des te gevoeliger, omdat hij de misère niet had opge zocht. Plotseling had zij zich aan hem vertoond en dat on verwachte maakte zijn medelijden nog grooter. Hij maakte voor zijn genoegen een reis door Europa, had Italië voor een groot deel bezocht en was nu te Napels om de Vesuvius te zien en als het kon Capri, met het voornemen om met een schip naar Alexandrië over te steken voor een bezoek aan Caïro en de Pyramiden. Hij was zeer rijk en zijn reiscre- dietbrief wees een hoog bedrag aan, waarover hij ten allen tijde kon beschikken, bovendien zou een seintje naar zijn kantoor te Baltimore voldoende zijn geweest om hem in het bezit te stellen van zooveel duizenden dollars. Zijn hart kromp ineen. Hij leefde in weelde en die kin deren, op straat, verwaarloosd, bleek, vies, smerig, mager, in lompen, waren als zoovele aanklachten, dat het eigenl in de wereld niet goed verdeeld was. Nu maakten die kin deren wel niet zoo n indruk op hem, dat bij hem het voor nemen werd opgewekt zijn geheele kapitaal te verdeelen onder de arme stakkers, doch hij meende te moeten vol doen aan een opkomend verlangen wat klein geld te strooien onder die, wat hij noemde, kleine schooiers. Hij greep in zijn broekzak en vond daarin zooals hij verwacht had een aantal stukken van vijf centimi en ook van tien centimi en wierp, terwijl hij stilstond als iemand, die de kippen voert, wat muntstukjes onder de kinderen, die juist bezig waren in een modderigen plas een stukje hout, dat een schip moest voorstellen, te laten drijven. De uitwerking was frappant, waarover Archibald Dixon van Baltimore zich verheugde, omdat hem daaruit bleek, dat hij een goede daad had ge daan. De kinderen lieten het stukje hout in den steek en begonnen een gevecht om zich meester te maken van de geldstukjes. Met een welwillende glimlach van een, die zich een weldoener voelt, keek hij naar het gevecht, dat eindigde met het geschreeuw van een paar kinderen, die midden in den plas waren gevallen. Toen wierp Archibald weer geld stukken uit en de worsteling begon opnieuw en nu intenser, omdat van heinde en ver kinderen en volwassenen kwamen aangeloopen om, tuk op een kleinen buit, zich eveneens te werpen in het gevecht. En voortdurend greep de Amerikaan uit Baltimore in zijn zak en wierp geldstukken uit. Zijn vreugde en zijn voldoening stegen. Het aantal van hen, die een muntstuk begeerden, werd grooter. Uit de huizen kwa men mannen, vrouwen, opgeschoten jongens, kinderen met uitgestrekte handen aangeloopen. Ze omringden Archibald volgende de beweging van zijn hand, als hij op het punt stond, weer geld te strooien, sprongen op om de geldstukken in hun val te vangen. Met moeite baande hij zich een weg door de menigte. Wie achter bleef om naar de gevallen stukjes te zoeken werd vervangen door hen, die zich bij de hoop aansloten. De kring om Archibald werd dikker en hij moest tot zijn spijt constateeren enger. Hij zag zich omringd door een tierende en schreeuwende menigte, die al meer en meer opdrong, zoodat Archibald moeite had om op den been te blijven. Op eens voelde hij, dat hij geen klein geld meer had en het groot geld had hij in zijn portefeuille. Als bij hem de gedachte zou zijn opgekomen om desnoods ook het groot geld aan de bende te offeren, dan zou hij daartoe geen ge legenheid hebben gehad. Zijn armen waren nu stijf tegen het lichaam gedrukt. En bovendien, Archibald meende, dat hij met de mededeeling, dat hij met de mededeeling, dat hij geen geld meer had, de menigte zou kunnen kalmeeren. Hij kwam bedrogen uit. Hij had zich in de psyche van de menigte vergist. Hij had hartstochten ontketend, die niet zoo gemakkelijk te bedwingen waren. Toen er niets meer te krijgen was, het der lieden bleek, dat de Amerikaan niets meer geven zou, veranderde hun houding. Was deze eerst smeekend geweest met het medelijwekkend gebaar, zij werd nu vijandig. Men joelde en floot. Men trok hem aan de panden van zijn grijze reisjas. Vooral zij, die niets machtig hadden kunnen worden, wilden zich wreken op den vent, die bij hen verwachtingen had opgewekt, die niet ver wezenlijkt werden. Hij had hen voor den gek gehouden. Men begon met afval, modder te gooien. Een kerel sloeg hem, met een trek van haat op het gelaat, den hoed van het hoofd. Een vrouw, een furie gelijk, spuwde hem in het ge zicht. De straat scheen in opstand tegen den man, die zijn goed hart had laten spreken en weldadig wilde zijn. Hij verdedigde zich, zoo goed en kwaad als hij kon. Hij deed een poging om te boksen, hij sloeg met zijn vuist een kerel in het gelaat. Vrouwenhanden kletsten hem in het

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 14