iè ONS ZEELAND genoten zekere vrijheid van beweging; hadden zij de be schikking gehad over een schip, dan hadden zij eigenlijk eiken dag kunnen ontvluchten; anderzijds kan men opmer ken, dat, indien hun gevangenbewaarders niet zoozeer over tuigd waren geweest, dat zij geen schip konden krijgen, men hen niet zooveel vrijheid zou hebben gelaten. In ieder geval, zij hadden geen schip en zij hadden geen geld om allerlei hulp, die hen ten zeerste van noode was, te verkrijgen. In het kleine Boleka waren de gouverneur, de kanselier en de hetman der kozakken de drie voornaamste persoon lijkheden. De beide laatsten die Beniowski's kundigheid in het kaartspel hadden leeren kennen, maakten van zijn mede werking misbruik door hem te doen spelen tegen de rijke kooplieden van de omgeving, van welke hij geregeld won, terwijl dan de winst vooral door den kanselier en den het man werd gedeeld, en slechts voor een klein gedeelte aan Beniowski ten goede kwam. Maar deze vergenoegde zich daarmede; zijn beide potentaten konden hem anders geheel het spel onmogelijk maken en nu verzamelde hij, zij het ook bij stukjes en beetjes, het geld, dat hij en zijn medecomplot- tanten noodig hadden. Zelfs hadden zij een 12.000 roebel bijeenverzameld en waren reeds op het punt den grooten slag te slaan, als niet een koopman, een zekere Casarinon, uit wraak over het feit, dat hij groote geldsommen aan Be niowski had verloren, had getracht hen te vergiftigen. Hij had hen vergiftigde suiker toegediend, die zoo slecht en zoo snel werkte, dat een hunner onmiddellijk stierf en de anderen geweldige pijnen hadden te doorstaan. De aandacht viel op de suiker; men gaf deze aan de dieren, die vergiftigd dood neervielen. Men riep Casarinon, die, tegen zijn wil, gedwongen werd van de suiker te gebruiken, maar die om daaraan te ontkomen, het complot, dat hij ontdekt had aan den gouverneur blootlegde. Hij had uiteraard geen slechter oogenblik daarvoor kunnen kiezen; nu scheen het een wraakneming tegen Beniowski, dien hij vergeefs had willen vergiftigen. Men had zelfs een loozer man dan dezen gouverneur op deze wijze gemakkelijk kunnen bedriegen, en aan de aanklacht van Casarinon hechtte dan ook nie mand eenige beteekenis. De samenzweerders intusschen hadden eruit geleerd, dat anderen hun plannen kenden, en zij waren het met elkander daarover eens, dat men snel moest voortmaken. Toch werd de voorbereiding nog vertraagd door wantrou wen, dat men tegen Beniowski zelf opvatte. Wat toch was het geval? Beniowski gaf lessen aan de mooie Aphanasie, de oudste dochter van den gouverneur. Nu had Beniowski haar in het geheim genomen. Op een kwaden dag echter liet zij zich tegenover haar vader en zijn gasten over Beniowski uit op een dusdanige wijze, dat men aan haar voorkeur voor dezen knappen Poolschen edelman geen oogenblik kon twij felen. De gouverneur werd woedend, maar wat nood, zoo lachte zij hem tegen om haar fout te herstellen: zijn vrijheid is in uw handen, en wat kan hij doen buiten uw wil? Zoo werd Beniowski gered, maar dit deed zijn medesamen zweerders wantrouwen tegen hem opvatten. Op een dag, dat hij te zijnent kwam, vond hij enkele zijner vrienden daar vereenigd, die hem rekening en verantwoording vroe gen over zijn daden. Hij kon die gemakkelijk geven, en zij erkenden hun fout, en kozen hem opnieuw tot hun aanvoer der. Weer dreigde gevaar, toen een dezer samenzweerders, een zekere Stephanof, eveneens liefde voor Aphanasie op vatte en uit wraak over de voorkeur, die aan Beniowski ge schonken werd, alles dreigde te verraden. Maar tijdig kwam men hem op het spoor, greep hem en verzekerde zich van zijn stilzwijgendheid. De samenzweerders wachtten, maar teneinde niet over vallen te worden, was er deze afspraak, dat Aphanasie, zoodra zij mocht bemerken, dat haar vader het complot op het spoor was, Beniowski een rood lint zou brengen. Eens op een morgen kwam zij met het roode lint, tegelijk, dat een sergeant namens den gouverneur Beniowski kwam uitnoo- digen om bij hem den lunch te gebruiken. Hij wendde een ongesteldheid voor; de sergeant had de dwaasheid hem te zeggen, dat, zoo hij niet goedschiks wilde komen, hij wel gedwongen zou worden, waarop Beniowski lachend ant woordde, dat een zoodanig zonderlinge uitnoodiging hem nog nooit was geworden. De hetman kwam omstreeks den noen de uitnoodiging herhalen, maar ook hij slaagde met zijn overredende manie ren er niet in om de voorzichtigheid van Beniowski te ver schalken. Toen hij met zijn kozakken dreigde, grepen Beniowski en de zijnen hem vast; wierpen hem met de man schappen, die hem vergezelden, in een kelder en hielden hem daar gevangen. Nu werd het strijd; eenerzijds de vrij geringe macht der samenzweerders, anderzijds de gouver neur, die nauwelijks wist hoe te handelen. Hij stuurde voortdurend kleine troepenmachten op de samenzweerders af; op het laatst echter een af deeling met een kanon. Toen waren de samenzweerders reeds sterk genoeg om zich, met wild gejuich, op dit kanon te werpen, het te vermeesteren en het te richten op het fort zelf. Zij traden zelfs het fort bin nen; Beniowski ging naar de kamer van den gouverneur om hem te redden, maar deze, Beniowski van kwade bedoelin gen verdenkend, sprong hem naar de keel, waarop Beniows ki zich gedwongen zag van zijn wapen gebruik te maken en den gouverneur ter aarde te vellen. Dien nacht werd het fort behouden, en een aanval der kozakken afgeslagen. De vrouwen en de kinderen van het garnizoen werden opge vangen en in een kerk opgesloten, en toen de kozakken met het beleg voortgingen, werd gedreigd de kerk in brand te steken. Voor dat argument, meer krachtig dan nobel, zwicht ten de belegeraars; zij lieten toe, dat de belegerden zich van het corvet ,,Sint Peter en Sint Paul" meester maakten, en op dit schip, staag de golven doorklievend, verdwenen. Een zoodanige uittocht van gevangenen heeft Siberië wel zelden of nooit aanschouwd. Geheel anders verging het dan ook den moedigen Rufin Piotrovski, die in 1846, hetzelfde jaar van de ontvluchting van Louis Napoleon uit het fort van Ham, wist te ontsnap pen. Piotrovski had behoord tot degenen, die in den opstand van 1831 hadden gestreden hij was uitgeweken naar den vreemde, maar had in 1843 het onzalig denkbeeld opgevat om zich als emissaris te midden der Polen te vestigen in Kaminemiec, geheel in het Oosten van Polen gelegen, tegen de Russsiche grenzen aan. Hij vestigde zich daar als taal leeraar, onder Engelschen naam, maar werd negen maan den na zijn vestiging herkend, in hechtenis genomen, en gedeporteerd naar Siberië. Ongeveer 300 KM. ten Noorden van Omsk werd hij in de distilleerderij van Ekaterininski Zavod te werk gesteld. In den aanvang was zijn arbeid zwaar, maar na verloop van nauwelijks een jaar wist hij zich een plaats onder het bureau-personeel te verzekeren. Hier was zijn arbeid gemakkelijker; in zijn nieuwe positie ook zou het hem gemakkelijker gelukken te ontvluchten. Want, en dit spreekt vooral sterk voor den vrijheidszin van die helden, die daar in Siberië hun ballingschap ondergingen terwille van een ideaal, hoewel hun lot benijdenswaardig was, vergeleken bij dat van anderen, die in de kwik- of zil vermijnen zwoegden of slaafden, hij verlangde slechts naar één ding, naar de vrijheid, die hij ongetwijfeld, nauwelijks herkregen, terwille van zijn ideaal opnieuw in gevaar zou brengen. Hij woonde nu niet meer temidden van de andere gevangenen; hij had met twee of drie zijner lotgenooten een eigen huisje in de onmiddellijke omgeving van de stad, ge bouwd door de Russen, maar niet voorzien van een dak. De koude kon er hevig zijn, maar aangezien het hout voor het grijpen lag, brandde men vuren, die elke koude verdre ven. Twee keeren beproefde Piotrovski zijn ontvluchting; eens wilde hij zich langs de rivier de Irtisj laten afdrijven tot bij Tobolsk, waar hij hoopte zich in veiligheid te kunnen stellen, maar nauwelijks was hij onderweg of de maan kwam helder op en zou hem ongetwijfeld bij het passeeren van de wachtposten verraden hebben. Dies gaf hij zijn plan op, en hij deed ditzelfde korten tijd later, toen dikke mist hem

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 14