ONS ZEtLAND 17 COPYRIGHT R1.B. BORG. COPENHAGEN Wanneer men van Adarason vuur'steelt. verhinderde den juisten weg naar het kanaal der Irtisj te vinden, dat hij tot aan het krieken van den dag bezig was en eerst toen den rechten weg vond. Hij maakte een ander plan; de boeren en de kooplieden spraken van de aanstaande jaarmarkt in Irbite, een jaar markt, zooals men die alleen in Rusland en Siberië kent. Daarheen wilde hij gaan, te voet of met een slede, en om dit plan ten uitvoer te brengen, trof hij reeds allerhande voorbereidingen. Hij liet zijn baard staan, opdat hij ge makkelijk het uiterlijk van een Siberischen boer zou kun nen aannemen: hij verschafte zich, hetgeen hem als bureau ambtenaar niet al te moeilijk viel, twee paspoorten; een, dat slechts voor de naaste omgeving diende en bij de boeren gebruikelijk was, en een dat hem den uitgang uit Siberië zelf veroorloofde. Op een nacht, dat de donkerte hem dien de, begaf hij zich op weg; het was in de Januari-dagen van 1846. Maar al spoedig viel de sneeuw in dichte vlokken op hem neer. Achter zich hoorde hij de schellen van de paar den, die een slede voortsleepten. Reeds dacht hij, dat men hem wellicht op het spoor was, toen de stem van een boer hem uitnoodigde om mee te rijden. Zij werden het eens over den prijs, gelijk hij het den volgenden dag eens werd over den prijs van de slede, die hem verder zou brengen. Maar hiermede was hij niet gelukkig, want tengevolge van nieuw invallende sneeuwbuien verdwaalde de koetsier, het geen hem een oponthoud van uren kostte. En een vluchte ling, die in het geval van Piotrovski verkeerde, heeft haast, groote haast. Niettemin, hij mocht zich over gebrek aan geluk niet be klagen. Toch gebeurde het hem al spoedig in een dorpje genaamd Soldadskaja, dat hij, geld willende wisselen om den sledevoerder te betalen, zijn overig geld en zijn papie ren even naast zich neerlegde. Er was veel gedrang in de herberg, waar hij vertoefde, en toen hij opzag, waren én het geld én de papieren verdwenen. Hij miste nu zijn paspoort, een kostbaar bezit voor een vluchteling als hij; hij had nu niet anders dan dat paspoort voor korten afstand, eigenlijk reeds waardeloos geworden in de omgeving waarin hij nu vertoefde. Hij miste ook een deel van zijn zorgvuldig opge spaarde geld, en in plaats van zich verder per slede te kun nen voortbewegen, moest hij zich nu van zijn voeten bedie nen. Zoo ging hij geheel den verren weg naar Archangel voort; hij ging de Oeral-bergen over, door dichte bosschen, steeds door sneeuw, door vorst, door regen geplaagd. Eens op een nacht, dat hij zich in een hooischuur ter ruste had gelegd, kwamen de bewoners van het dorp hem storen; men had zijn uiterlijk verdacht gevonden, men vroeg hem naar zijn papieren. Gelukkig waren het slechts boeren, die niet lezen konden, die vrijwillig deze controle over hem uit oefenden; hen kon hij tevreden stellen door het paspoort te toonen, dat eigenlijk in deze streek van Siberië geen waarde meer bezat. Wat zou hem niet gebeurd zijn, indien soldaten of gendarmes hier dezen dienst hadden waargenomen. Hij vond het daarom voorzichtiger voortaan niet meer onderdak te zoeken in eenig dorp; hij bleef zich dus des nachts schuil houden in de bosschen. Teneinde zich te waarborgen tegen doodvriezen of insneeuwen groef hij op de wijze van de Eskimo's en andere natuurbewoners een warm hol te mid den van het ijs; hij lag er wel hard, maar hij lag er zeker en ongestoord. Toch moest op den langen duur dit leven hem vermoeien; het walgde hem, en er is meer dan één nacht geweest, dat hij, hoe vertrouwd hij ook met het bosch was

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 15