•jm
Hoe men elders lacht
a v
Ék
Referee (woedend) „Wie gooide met die flesch
Opgewonden toeschouwer „Als-je 't dan weten wil, dat
was ik. En wat wou je nou 7"
Referee (zenuwachtig) „O zie je laat er ten
minste de kurk op. Nu heeft 't bier m'n trui heelemiaal nat
gemaakt."
Moeder „Wat voeren jullie toch in 's hemelsnaam uit
Jantje „We spelen tandarts, moeder, en nou wil Ma-
rietje geen patiënt zijn."
Zij (tot haar echtgenoot, die juist een woning van een
spaarkas heeft gekocht) „O, lieveling is het geen zalige
gedachte, dat als we 75 jaar zijn, dit huis voor de rest van
ons leven heelemaal voor ons is
De vroolijke meneer: „Hallo, Groen, ouwe jongen!"
De ander „U vergist u, meneer, ik ben Groen niet, ik ben
Zwart."
De vroolijke meneer „Doet er niet toe, ouwe jongen
ik ben kleurenblind"
Postzegelverzamelaar „Nu is er zóó'n haast bij den brief
en in 't heele huis is geen postzegel van 7H te vinder.
(Passing Show).