ONS ZEELAND kiJiir-:liarfitiw recht en billijkheid, wat naar zij gelooven, God niet langer zal toestaan." 4) Nochthans worden de onderhandelingen voortgezet, te meer daar de Koning er in toestemt, dat Don Juan de Spaansche troepen tegen Engeland gebruikt. De laatste is nu geneigd de pacificatie aan te nemen, vooral daar de bis schoppen en godgeleerden der Leuvensche universiteit ver klaren, dat hij haar in volle gewetensvrede mag goed keuren. 5) De Staten-Generaal hellen thans meer tot vrede over; Holland-Zeeland willen echter geen vergelijk met Filips, zelfs niet indien hij de pacificatie bevestigt. Als Oranje, de Hertog van Anjou, broeder des franschen Konings, verzoekt de verdediging der provinciën op zich te nemen, wimpelen de Staten Generaal zulks af, verklarende zich te willen blijven beschouwen als vazallen van Koning Filips. Ondertusschen werken Willem's agenten voort; hij zelf is niet afkeerig van een afschudding van Filip's opperleenheer schappij. Dat verschrikt echter Katholieken en Koningsge- zinden; in de Staten-Generaal ontslaan zoodoende twee partijen: eene, die vóór alles de uitsluitende beoefening van den R.K. Godsdienst wenscht en verzoening met den Koning nastreeft; eene andere, die de godsdienstquaestie aan de staatkundige ondergeschikt maakt en Oranje aanhangt. Thans beginnen onder deze heide stroomingen de Staten- Generaal te weifelen. Om nu de eendracht te herstellen, moeten de Katholieken gerustgesteld en de positie van Oranje worden verzwakt. Op 9 Januari is dat gebeurd en wel door het sluiten van de Unie van Brussel. Deze heeft een drievoudig doel: bevestiging der Gentsche Bevrediging; verdrijving der Spaansche troepen, handhaving van den R. K. Godsdienst. Deze unie beroept zich op de pacificatie, doch vat haar in uitsluitend Katholieke geest op. Zoo sterk verzet zij zich tegen de vreemde overheersching, dat Holland en Zeeland niet aarzelen haar te onderschrijven. Doch geenszins willen zij afwijken van de termen der paci ficatie inzake den godsdienst. Bij 't Eeuwig Edict van Marche erkent Don Juan ten slotte de Gentsche bevrediging. Van die bevrediging kan met recht gezegd worden, dat zij niemand voldeed: Metten monde groot Calvinist, Metten herte goed Papist. Metten voeten in all's content, Dus treedt elk in den pays van Gent 7). Zoodanig luidt een volksrijmpje uit dien tijd en dit geeft juist de stemming weer, waarin de meeste Zuid-Nederland- sche deelnemers verkeeren. Zonder zich namelijk met den mond juist „groote Calvinisten" ijverige Hervormers, gelijk de Hollanders en Zeeuwen te noemen, hun verknochte aan hankelijkheid aan de in hun eenig ware moederkerk, ver loren zij in den heiligen onspaanschen ijver van het oogen- blik, het groote verschil uit het oog, dat hen en de Hervorm den uit het Noorden onder hun aanvoerder Oranje, voor alle blijvende en vruchtbare samenwerking gansch onbruik baar zal maken. Ook de Unie van Brussel bevestigt plechtig, dat de Spaan sche troepen het land moeten verlaten. Maar op welke wijze? Holland-Zeeland, op de hoogte van Don Juan's oog merken, weigeren met hardnekkigheid ze over hun grond gebied te laten gaan, uit vrees voor overrompeling. Om den Landvoogd van den a.s. komst der Staten te Namen te onderrichten en hem tevens hun gevoelen over den aftocht der Spaanschen in te lichten, wordt Willeval tot hem ge zonden. Om achtduizend man naar Spanje over te brengen, daarvoor zijn wel veertig bodems noodig elk van honderd vijftig last. Deze kunnen pas over drie maanden gereed zijn, waardoor al die vreemde soldaten zoolang nog in het land zullen blijven. De aanmerkelijke kosten voor uitrusting en onderhoud daartoe vereischt, komen ten laste van de Alge- meene Staten, doch deze waren daarvoor niet te vinden. Bovendien zal de vloot eenmaal in Spaansche handen, voor ons verloren zijn. Indien Don Juan op den tocht over zee blijft aandringen en niet te bewegen is de Spanjaarden over land weg te zenden, moest Willeval hem voorstellen „het voetvolk in te schepen, waartoe de Staten hem de benoo- digde schepen zullen verschaffen, benevens eenige oorlogs bodems om deze naar Spanje te geleiden en van daar terug te brengen, mits de ruiterij dan over land vertrekt. Wat de verlangde verrekening en betaling der achterstallige soldij betreft, deze moeten de Spanjaarden van den Koning ver zoeken, welke hen in dienst en hier naar toe had gezonden. Door rooven en plunderen, zoo zeggen de Staten hebben zij twintigmaal meer zich toegeëigend als hun loon bedraagt. Maar Holland en Zeeland staan pal: over hun grondge bied zullen zij niet trekken. De geheime correspondentie van Don Juan, welke zij onderschept hebben en die Hugo Bontey, pensionaris van Middelburg Oranje ter hand stelt, doet hen de plannen des Landvoogds van nabij kennen. Dan blijft van Don Juan's plannen niets meer over. Filips zegt hem wel toe, dat binnenkort zich wel een nieuwe gelegenheid zal voordoen; ondertusschen is hij wan hopig en als zinneloos; „alles was voor hem nog slechts afkeer en dood". 8) Het denkbeeld, om zijn roem te zien ondergaan in een waterland als Holland en Zeeland, zich te moeten inhouden voor lieden, die met hem als huns gelijken onderhandelen, die hij haat en veracht, brengt bij hem een onoverwinbaren afkeer teweeg. Hij smeekt den Koning hem terug te roepen; hij biedt aan de Spaansche troepen den Koning van Frankrijk te zenden ter hulp tegen de pro testanten. Tegenover zijn vertrouwelingen geeft hij zich aan de grootste buitensporigheden over; spreekt van naar Ma drid te gaan en zich daar van de regeering meester te maken. Toch komt hij het verdrag na: einde April is het koninklijk leger in vollen aftocht naar Italië. Toch is er geen algemeene vreugde. Nooit zag men zoo weinig tevredenheid over een vrede De Oranjegezinden

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 4