16
ONS ZEELAND
Uit het dagboek van John Carrfield
(Naar het Engelsch)
van NICKY TAILOR.
Uit niets bleek hem in dit briefje de smart van de moeder,
het meelij met den vader, die zijn geliefd kind heeft ver
loren.
Uit dit korte epistel voelde hij weer het koude karakter
van zijn vrouw, het gevoellooze, de oorzaak van hun schei-
ding, al had haar ontrouw, ten slotte, den doorslag gegeven
bij zijn beslissing, zich van haar te laten scheiden. Haar ka
rakter kennende, was het voor hem zeker, dat zij nooit
zooveel van haar kind had gehouden als hij. Die volwassen
dochter stond haar moeder, in zekeren zin, in den weg, deed
uitkomen, dat zij, met zulk een volwassen dochter niet zoo
jong meer kon zijn.
Toen hij het briefje ontving, dat hem nuchter en koel,
alsof het een onbekende gold, vertelde, dat zijn Blanche was
gestorven, het liefste wat hij op de wereld bezat, was hij op
een stoel neergevallen, zuchtend, weenend, weeklagend,
doch met de ingetogenheid van den beschaafden mensch,
die aan zijn verdriet, noch aan zijn vreugde luidruchtigheid
geeft.
Doch nu was zijn besluit genomen. Hij zou weer gaan naar
de woning van zijn vrouw, en desnoods met geweld zou hij
daar binnendringen als zij hem niet zou toestaan het lijk
van zijn Blanche te zien.
Doch hij was toegelaten en toen hij sterfkamer betrad,
zijn* dochter zag liggen, met gesloten oogen en gevouwen
handen, met het gelaat, waarop de dood reeds zijn bleeken
stempel had gedrukt, toen viel hij op zijn knieën, in een
wanhopige smart en sloeg zich op de borst, als wilde hij
zichzelf kastijden.
Mijn schuld, mijn schuld, riep hij snikkende, als vroeg
hij haar, Blanche, vergiffenis. Ik had beter over je moeten
waken, je in mijn nabijheid moeten houden.
Dat zelfverwijt trof hem diep, maakte zijn smart grooter,
zijn verdriet inniger.
Hij verbeeldde zich dat Blanche had geleden onder de
scheiding van haar ouders, eigenlijk het slachtoffer ervan
was geworden. En bij het lijk van het geliefde wezen, die
nu niet meer haar armen kon uitstrekken naar haar vader,
verscheurde hem het verwijt, dat hij niet, ter wille van zip
kind, bij zijn vrouw was gebleven, waardoor hij beter over
Blanche had kunnen waken, zeker bij haar ziekbed had kun
nen zijn. Wellicht, zoo meende hij in zijn droefheid, had
hij haar kunnen redden als hij steeds bij haar was geweest
En nu was het onherstelbare gekomen. Hij scheide, wee
klaagde en zuchtte diep
En terwijl hij zittend op een stoel, bij de lijkbaar van zijn
kind, weende, kijkende naar wat er was overgebleven van
zijn levendige, altijd vroolijke dochter, trad zijn vrouw
binnen.
Ze was in het zwart, als een teeken van rouw, doch Paul
zag hoe zij nu reeds, terwijl haar kind nauwelijks eenige
uren dood was, bedacht was geweest een zwart kleed te
dragen, dat haar goed stond.
Hij keek haar met oogen, gevuld met tranen, aan. In zijn
blik was medelijden met de zwaar getroffen moeder en het
smeeken om ook wat medelijden met hem, den vader.
Ze zag ook naar hem, naar haar Paul, dien ze nu haatte,
omdat hij het was geweest, die de scheiding had doorgezet.
Vijftien jaar geleden had die scheiding haar niet veel kunnen
schelen.
Toen was Cherel nog een jonge, onbekende geleerde, nu
hij naam had gemaakt, in het Instituut de France een plaats
had gevonden, en om zijn groote geleerdheid werd geprezen,
nu had zij spijt om die scheiding, omdat zij de vrouw van
een beroemd geleerde had kunnen zijn.
Ze haatte hem, nu hij weer voor haar stond, gebogen door
smart en zijn verdriet voor haar niet verbergende. Er kwam
een duivelsche vreugde in haar, dat hij het eenige geluk, het
eenige wezen, dat hij zoo lief had, had verloren, Haar haat
overwon haar smart en toen wist zij een woord te vinden,
dat hem zou treffen.
Wat een verdriet heb jij, zeide ze koel.
Het zou onnatuurlijk zijn, wanneer dat niet het geval
was.
Misschien zou je smart niet zoo groot zijn, als je alles
wist.
Het is misschien om jou wat te kalmeeren, wel goed
te zeggen, dat Blanche niets om je gaf, niet van je hield.
Op haar sterfbed heeft ze me het nog gezegd.
Hij sprong achteruit, alsof hem een felle slag had getrof
fen.
Je liegt, je liegt, zeg dat je liegt. je maakt me diep
ongelukkig.
Ik zeg de waarheid
Hij wankelde, hield zich tegen de deurpost vast en ging
heen. Ze zag hem gaan, met een valschen glimlach op het
gelaat.
Het volgende is een uittreksel uit het dagboek van mijn
overleden vriend, John Carrfield, een der eerste detectives
van New-York.
Hij had de gewoonte de voornaamste gebeurtenissen en
belevingen in zijn langdurige loopbaan op te teekenen, met
de bedoeling ze later gezamenlijk uit te geven, omdat, naar
hij meende, ze tot leering konden dienen voor hen, die in
dienst van de geheime politie dikwerf voor allerlei vreemde,
vaak belangwekkende en geheimzinnige feiten komen te
staan. Hij beschreef alles uitvoerig, ook de zaken, waarbij
zijn succes achterwege was gebleven. Juist de misdrijven,
waarbij de geslepenheid van de misdadigers het won van
de politie, waren zoovele leerrijke voorbeelden voor de toe
komstige dienaren der politie, om te zorgen, dat zij niet in
dezelfde fout vervielen als hun voorgangers en om hun in
kennis te brengen met de trucs, waarvan de gewiekste mis
dadigers zich weten te bedienen.
Zeggen wij vooraf, voor wij hieronder het fragment uit zijn
dagboek laten volgen, dat het misdrijf, waarvan hier sprake
is, nooit tot klaarheid werd gebracht en de bedrijvers ervan
nooit werden gevonden.
Het was op een kouden Decembernacht, dat de politiepost
in de Wilsonstreet het telefonisch alarmsignaal van de North-
Country bank opving. Dat alarmsignaal beteekend, dat er in
deze groote bank, waar voor millioenen aan goud werden
bewaard, onraad was, althans iets, dat niet in orde was. Het
alarm kon ook beteekenen, dat de wachter van de bank hulp
en bijstand van de politie noodig had. In het kort: het alarm
signaal was voor de politie van den politiepost aanleiding
om zoo snel mogelijk eenige goed gewapende agenten naar
de bank te zenden, öf om hulp te verleenen, öf om de even-
tueele misdadigers op heeterdaad te betrappen. Tegelijker
tijd werd het centraal bureau verwittigd, welk bureau op
haar beurt den dienstdoenden detective met het onderzoek,
wanneer het noodig mocht zijn, belastte.
Uit het dagboek bleek, dat John Carrfield, de opdracht
kreeg, het onderzoek in te stellen en te leiden.
Toen ik aan de bank verscheen, waren eenige agen
ten bezig den nachtwaker, Peter Davis geheeten, een voor-
loopig verhoor af te nemen. Uit zijn verklaring moest worden
afgeleid, dat hij ongeveer middernacht, terwijl hij om de
safe-inrichting zijn gewone ronde deed, een licht meende te
bespeuren op de tweede verdieping. De galerij om de safe
inrichting stelde hem in staat tot de hoogste verdieping
te gaan, zonder deze inrichting, waar ook de brandkasten zich
bevonden, uit het oog te verliezen. Peter Davis was uitslui
tend belast met de bewaking van deze meest belangrijke