HEEREN MODE-MAGAZIJN OLD ENGLAND ONS ZEELAND Langedelft H 4 Middelburg Wollen-, Tricot- en Lederen Handschoenen Zijden en Wollen Cachenez Shawls in diverse soorten Prachtcollectie Dassen Veertig jaar voetbal. III. Men moet zich nog heden ten dage er over verwonderen, hoe 't mogelijk was, dat 2e en 3e klasse-clubs, die jaar in jaar uit hadden te lijden onder de concurrentie van vereenigingen, die hooger waren geklasseerd, het hoofd boven water konden houden. Een club, die dus sterk wilde zijn èn in spel èn in financieel opzicht, moest zich dus alles gelegen doen liggen aan verwerving of behoud van het eerste-klasseschap. Bij het beperkt aantal plaatsen in de le klasse competitie die in die dagen nog slechts twee afdeelingen kende, elk 8 elftallen groot was natuurlijk de kans om onder de uitverkorenen te worden opgenomen, niet groot. Zooals vanzelf spreekt, werd al het mogelijke in het werk gesteld om den moeizaam verworven eerste klasse-titel te behouden en zich te handhaven in het milieu, dat den trek van het publiek had. Aangezien er geen doeltreffender middel is, om zeker te zijn van het behoud van het eerste klasseschap dan het bezit van een zoo sterk mogelijk elftal, was het niet meer dan na tuurlijk, dat de clubs er op uit waren, zich, zoo mogelijk, van de beste krachten te voorzien, die zij konden assumeeren. Zich te storen aan het tiende gebod (Gij zult niet begeeren uws naasten spelers) werd dan ook als een overwonnen standpunt beschouwd. Reeds lang voordat een nieuw seizoen zou aan vangen, ging men aan het werk, het elftal te versterken met allerhande spelers, die men van zijn gading achtte. Deze waren dan óf spelers van onmiddellijke concurrenten, die (de spelers n.l.) daar niet konden aarden of liever in een ietwat-zwakkere combinatie zeker waren van een plaats in het elftal dan steeds als invaller te mogen fungeeren in een sterker ploeg; óf het waren, omgekeerd, spelers uit zwakkere clubs, die prefereer den het zoet der overwinning boven het zuur van 'n neder laag; óf het waren spelers uit een 2e klasse milieu, die, hetzij uit eerzucht, hetzij omdat zij zichzelven te goed achtten voor tweede-klasse-spel, gaarne het oor leenden aan de vleitaal van hen, die trachtten deze zwakkelingen tot zich te trekken; óf eindelijk het waren spelers uit andere deelen des lands en dit was zeker de meest natuurlijke categorie -die zich metter woon vestigden in één der Hollandsche steden, waar de ronsel- beweging werd geboren. Deze verhuizende spelers bezochten eene inrichting van onderwijs of leerden den handel of kozen domicilie in eene groote stad uit hoofde van verandering van werkkring, familie-omstandigheden of anderszins. In elk geval wist men op zoodanige spelers al heel spoedig beslag te leg gen en werd het ten slotte eene zeldzaamheid, wanneer een elftal bestond uitsluitend uit eigen krachten, die met de ver- eeniging als 't ware waren saamgegroeid. Dit pronken met andermans veeren beschouwde men als een doodgewone zaak, omdat het een natuurlijk gevolg was van de evolutie onzer voetbaltoestanden. Deze nieuwe richting was echter niet onbedenkelijk, aange zien er tweeërlei gevaar in schuilde, n.l. èn voor de karakter vorming der spelers èn omdat het spel meer op een zaakje dan op sport ging lijken. Waar het commercieele op den voorgrond trad, ging het aspect van sport gemakkelijk wijken voor het denkbeeld van een ondernemingsobject en werd goede sport afhankelijk gesteld van het al dan niet slagen der pogingen om spelers van buiten de eigen omgeving tot zich te trekken. Wij noemden het eerst het gevaar, dat de karakters der spelers liepen. In clubs van den ouden stempel werden de leden door een band van vriendschap gebonden, terwijl degenen, die uit vrijen wil zich bij die kern aansloten, dit deden, niet alleen 9 Zie Etalage Zie Etalage om van de club, als sportverzorgster, te profiteeren, maar ook wel degelijk om te worden opgenomen in den vriendenkring. Slechts zij meldden zich dan ook aan, die in staat waren, zich onder de ouderen in te burgeren, dus zij, die, ofschoon jonger, in de ouderen toch menschen vonden van hun eigen maat schappelijk milieu. Deze jongeren werden dan ook gemakkelijk en spoedig één met de ouderen, zij leerden gevoelen zooals de ouderen gevoelden, zij namen de club-sympathiën en -antipa- thiën over en voedden dezelfde idealen, waardoor de ouderen zich hebben vereend gevoeld. Zoo kon een club gaandeweg geheel van identiteit veranderen en konden desondanks de oude geest en de oude tradities behouden blijven. Zulk een club kon niet anders dan levenskrachtig zijn, gerug steund als zij werd door de ware, oprechte aanhankelijkheid der leden. Dat de leden aan hun club verknocht waren, was niet meer dan natuurlijk, want zij zagen hierin niet slechts het symbool van den vriendschapsband, maar ook het orgaan, waardoor zij aan hunne gemeenschappelijke gevoelens, aan hunne opvattingen over spel en spelaangelegenheden en in het algemeen aan al, wat hun kring eigen was, tegenover de buiten wereld uiting konden geven. Zij streden gezamenlijk voor één doel, n.l. het hooghouden van hun vriendenkring, dan wel hun maatschappelijken kring of de school, tot welker leerlingen zij behoorden. Slaagden zij er in, een kampioenschap te behalen dan bewezen zij ook werkelijk de suprematie van kring, school of stad. Doch ook wanneer er geen sprake was van suprematie, maar wanneer eene bedreigde positie gehandhaafd moest worden, vond men de leden van zulk een club schouder aan schouder, omdat hun streng besef van solidariteit hun dit gebood. Een sterk ontwikkeld solidariteitsgevoel was inderdaad de schoone vrucht van het leven in een club, waarvan de leden één waren in doel en in beginselen. Dit gevoel was het, dat hun noopte, eigen genoegen op te offeren ten belange van anderen en voor het welzijn van het algemeen en dat hun verbood een makker, die niet juist een element van kracht kon worden genoemd, uit te stooten en dat hun in tijden van tegenspoed moed en ver trouwen schonk en tot nog grooter krachtsinspanning aan spoorde. Dergelijke clubliefde moge men sentimenteel achten, in wezen is zij eene levenspoëzie, die gaarne idealen nastreeft, en die in het verlangen om een verloren titel door eigen kracht te willen herwinnen, een sfeer van groote sportiviteit schept. Helaas is het oorspronkelijke karakter, zooals wij dit hier boven hebben geschetst, teloor gegaan in de meedoogenlooze tijdseischen, die in hun overrompelend werk den gezonden sportgeest onder den voet hebben geloopen. Want hoe geheel anders werd het type der moderne club, die in alles het predicaat „eigen" prijsgaf terwille van de struggle for life! De gezonde clubliefde ging over in een on verschillig cosmopolitisme, een club van vaderlandsloozen, hul-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 7