L 0 1$ t Adamson wil zich ni zou houden. Want wie is een wijze, die het gezelschap van vrouwen zoekt? En nu was de dag weer aangebroken dat Kawoe zijn jaar- lijksche reis door het land zou aanvangen. En hij nam af scheid van zijn trouwen helper Ali en hij begaf zich op weg. Een groote staf was hem tot steun. Ali, had zijn meester gezegd, als tot driemaal toe de volle maan haar zilverlicht doet glanzen dan keer ik terug. ELwaak mijn hut. Allah zij met u. Ali had gebogen voor zijn heer en in zijn buiging lag de gehoorzaamheid van den dienaar. Toen had hij de hut ge sloten en was naar Badjistan gegaan, waar ook, niet ver van den bazaar een jonge schoone vrouw woonde. Bij haar bleef Ali tot voor de derde maal de maan zich vernieuwde en de lichtende sikkel aan den hemel de komst van het hemellichaam in vollen luister aankondigde. En toen voor de derde maal de volle maan glansde, keerde Kawoe niet terug. Ali keek dagen en nachten uit naar zijn meester, doch deze keerde niet weder. Weer was de nieuwe maan gekomen en nog was de oude wijze niet verschenen. Doch de menschen kwamen naar de hut om woorden van wijsheid te ontvangen uit zijn mond.- Wat moest Ali doen? Zeggen dat zijn meester niet was teruggekeerd? De menschen zouden misschien heengaan, doch zouden ze dan wel ooit weer zijn meester raadplegen? Toen schonk Allah hem een schoone gedachte. Luistert, zeide hij tot de menschen. Mijn meester is gestorven en ik heb hem hier begraven, onder dezen boom, waaronder hij altijd in diep gepeins zat verzonken, heb ik, zoo was zijn laatste wil, zijn laatste rustplaats bereid. Voor hij slidf, zeide hij mij: „Ali, luister, vele menschen zullen komen ONS ZEELAND laten intervieuwen. om weer mijn raad te vragen en mij hun toekomst te hooren voorspellen. Ik zal hun wel hooren, maar ze zullen niet meer hooren wat ik hun zeg. Jij, die jarenlang mijn trouwe dienaar bent geweest, jij zult de gave deelachtig worden om mij te hooren. Gij zult hun vragen naar mij overbrengen en jij zult mijn antwoord hooren en dat aan de menschen geven. Laten zij hier, in deze urn, die nu staat op zijn graf hun gaven offeren voor mijn zieleheil en rust. En de lieden geloofden Ali en ze vroegen aan het graf om raad en om licht in de toekomst en Ali antwoordde, alsof hij de stem van zijn ouden meester had vernomen. En de men schen keerden terug, verheugd omdat zij wijzen raad hadden verkregen. Ali vaarde er wel bij, want weer kwamen de lieden van heinde en ver, alsof de wijze Kawoe nog leefde. De raad, welke Ali gaf, was goed, even goed als die van zijn heer, want hij had veel geleerd van zijn meester en hij wist ook hoe hij de toekomst moest voorspellen. De lieden bleven in hem geloo- ven, namen aan, dat de doode wijze sprak door zijn-mond. Eén was gelukkig en tevreden. Ali, omdat hij veel geld kreeg, want de urne op het graf van Kawoe werd steeds ge vuld door een dankbare schare en Ali, die dacht aan de schoone vrouw in Badjistan, dicht bij den bazaar, zorgde wel, dat de urn werd geleegd, opdat de lieden gelegenheid kregen haar opnieuw te vullen. En ook de menschen waren gelukkig en tevreden, om den goeden raad, de wijze wenken, die zij van Ali hadden gekregen. En zoo was een jaar verloopen en Kawoe was nog niet terug gekeerd van zijn reis door het land, tot groote vreugde van Ali, die altijd in angst en vreeze leefde, dat zijn meester weer zou keeren en het bedrog van zijn dienaar zou ontdekken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 16