Ii f JL Hoe men elders lacht t.J Jonge echtgenoot (na ontvangst van een dringend tele gram, doodelijk ongerust thuiskomend)„Lieveling, wat is er gebeurd?" Jonge moeder: ,,0, Harold, je bent te laat! Baby had zijn groote teen in z'n mondje. Het was zoo schattig. „Hou goed vast, Babs. Ik reed over een kuiken en nou roept iemand ons na." Verscholen inbreker (na een kwartier lang het zingen van de vrouw des huizes te hebben aangehoord)„Hou nou maar op. Ik geef me over!" De goeie ouwe ziel: „Flauwe jongen, om daar zoo stil te blijven staan. Waarom speel je niet mee met de andere jongens voetbal?" Vrouw: „Het is gelukkig niet zoo erg, schat, jij bent ver zekerd en de kar is verzekerd, maar die arme lieve bobbie is 't niet en hij mankeert gelukkig niets." Moeder: „John, ik vind, dat je dén onderwijzer vertellen moet, dat jij altijd Wille's sommen maakt. De jongen heeft er van de week iederen dag straf voor gehad,"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 20