ONS ZEELAND 7 Samenwerking in Zeeland door groote verkeerswegen, en wie er niet moet zijn, komt er niet. Zoo wordt een tocht naar het oude St. Maartensdijk een pelgrimstocht, en wie er heentrekt, wordt gedreven door een groote liefde tot het verleden, die zijn fantasie eiken teugel ontnomen heeft: in de alledaagschheid van een boerenhoeve en een akker ziet hij het middeleeuwsche kasteel in zijn slottuin, en in de stemmen die hier tot hem opklinken, ver meent hij de stemmen te hooren van hen, die eenmaal dit slot bevolkten. LEO VAN BREEN. Historie, folklore en dialekt zijn objekten van wetenschap- pelik onderzoek die vaak onafhankelik van elkaar behandeld worden, altans, men ziet dikwels niet genoeg in, dat. wanneer men één dezer voorwerpen van onderzoek als hoofddoel kiest, men ook de beide andere broodnodig heeft, wil men ter. minste tot deugdelike resultaten geraken. Een histories onderzoek waarmede niet een folkloristies gepaard gaat is al mogen dan nog zulke gewichtige feiten worden gekon- stateerd vrijwel waardeloos, omdat een feit als zodanig, zij het nog zo interessant en belangrijk, eerst waarde krijgt door zijn psychologiese verklaring. Omgekeerd mist het folk loristies onderzoek, wanneer daarmee een zuiver histories niet hand aan hand gaat, elke wetenschappelike fundering. En, wat ten slotte het dialektonderzoek betreft, dit is zowel voor de historie als voor de folklore een niet te onderschatten hulpwetenschap, terwijl, wanneer t dialektonderzoek hoofd doel is, eveneens historie en folklore niet gemist kunnen worden. Het ligt wel voor de hand, dat bovenstaande opmerkingen niet gericht zijn tot de vertegenwoordigers van het individueel wetenschappelik onderzoek. Daar is vanzelfsprekend alles in orde, maar de zaak is niet in orde bij de talrijke verenigingen die kollektief onderzoek op het gebied van de drie genoemde wetenschappen op hun program hebben gezet. Altans niet in Zeeland. En daarom wil ik trachten hier enigszins de lijn aan te geven, volgens welke naar mijn opvatting de min of meer dillettantistiese verenigingen behoren te werken. Het spreekt wel vanzelf, dat, hoe zeer de genoemde tak ken van wetenschap teoreties ook met elkaar verbonden zijn, er toch in de praktijk een zekere scheiding (als sisteem) noodzakelik is. Het is n.l. gewenst dat bij de praktiese beoefening van deze wetenschappen, zoals die door de verenigingen geschiedt, een eenheid niet al te zeer wordt gehandhaafd, maar dat onder het voorbehoud van deugdelike samenwerking er groepen worden gevormd die zich elk der genoemde weten schappen als hoofddoel stellen. Dat gebeurt in Zeeland niet, zooals uit het volgende overzicht moge blijken. Zeeland dan heeft allereerst het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, dat bijna uitsluitend de historie beoefent en als onderafdeling een Commissie voor folklore kent. Als organisatie is dit dus in orde. Daarnaast vinden we de drie oudheidkundige verenigingen te weten: ,,De Bevelanden", ,,De Vier Ambachten (Hulst) en „Schouwen en Duiveland". En ten slotte is er de Zeeuw- sche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Zoals men ziet, ontbreekt het in Zeeland niet aan initiatief. Al deze verenigingen, hoewel nog niet lang geleden opgericht staan, wat ledenaantal betreft, reeds zeer sterk, en staan voortdurend in kontakt met het centraliserend lichaam: het Zeeuwsch Genootschap. Maar op de wijze van werken valt wel een en ander te zeggen. Want de drie oudheidkundige verenigingen bepalen zich - uitgezonderd enige individuele studies uitsluitend tot de historie in beperkte zin. De Z. Ver. v. Dialectonderzoek heeft het enigszins anders gedaan door aan te moedigen dat tot de vereniging vooral ook folkloristen en historici als lid toetraden, wat bij de samen stelling van het „Zeeuwsch Woordenboek waarmee kort geleden een begin werd gemaakt van niet genoeg te schat ten waarde zal blijken te zijn. Deze vereniging die ondanks haar jeugdige leeftijd al zeer sterk in bloei toenam, zag zich al dadelik geplaatst voor een groot aantal wetenschappelike problemen, zodat voorlopig alleen aandacht kon worden geschonken aan het verzamelen van dialektmateriaal. Maar in de toekomst zal zij ongetwijfeld trachten organisatories te streven naar samenwerking met de verenigingen die zich historie (of folklore) tot doel stellen. Deze richting moet het ook uit, en vooral in Zeeland. Het ontstaan van zoveel verenigingen naast het Zeeuwsch Genoot schap mag geen toeval worden genoemd; de geografiese toe stand van dit gewest wijst onverbiddellik op een binnen beperkte grenzen decentralisatie. Deze behoeft ook niet tot het uiterste te worden doorgevoerd; het Zeeuwsch Genoot schap moet centraliserend blijven optreden, maar dan is er tussen de verenigingen een andere samenwerking nodig dan de nu bestaande, Het is allemaal zeer nuttig en prijzenswaardig, dat historici, folkloristen en dialektici op elk eiland zich in kringen ver enigen, die elk omvangrijk werk willen verrichten, maar 't is niet nuttig en ook niet prijzenswaardig dat deze kringen totaal onafhankelik van elkaar werken en alle zonder metode fei- telik in de blinde een weg zoeken, die, zonder strenge sistema- tisering en arbeidsverdeling niet te vinden is. Zo is het m.i. uit de boze, dat men overal kleine musea gaat oprichten, die de kompleting van het toch alles omvattende en zo buitenge woon Waardevolle Provinciaal Museum in de weg staan. Dit feit alleen al wijst op gebrek aan samenwerking en gemeenschappelik overleg. Men werkt in het wilde weg, zon der enig sisteem, zonder enige beperking; A. schrijft vandaag over dit onderwerp, B. morgen over hetzelfde, zonder iets van A.'s onderzoek af te weten. En zodoende wordt er veel tijd verknoeid, veel dubbel werk gedaan en wat erger is ziet men maar zelden volledige studies, Wenselik ware dat elk der verenigingen een splitsing maakte in afdelingen die resp, historie, folklore en dialekt op hun program namen en voor een voortdurend contakt zorgden, met de korresponderende groepen van de andere verenigin gen, Het grootste voordeel van een dusdanige samenwerking zou zijn, dat men zoodoende het gehele Zeeuwse gebied kon bestrijken. Maar vooal ook dit: dat een leidinggevende groep een onderwerp van studie zou kunnen kiezen dat elk der groepen op eigen terrein in bewerking nam. Nu treft het, dat het met die leiding zo goed zou kunnen gaan. Het Zeeuwsch Genootschap zou leiding kunnen geven aan de historiese groepen, de Commissie voor folklore aan de folkloristiese en de Z. Ver. v. Dialectonderzoek aan de dialektiese groepen. Een dergelike samenwerking zou zeker gunstige resultaten opleveren. En ik wil er vooral nu op wijzen, omdat het zeer waar schijnlijk is dat de indertijd samengestelde Commissie voor Publicatie, die de mogelikheid van de uitgave van een geza- menlik orgaan zou onderzoeken, binnen enige tijd met plannen voor de dag zal komen die ongetwijfeld in alle verenigingen instemming zullen vinden, daar de kosten tot een minimiem kunnen worden teruggebracht. Laten daarom de Zeeuwse ver enigingen de mogelikheid van samenwerking overwegen. Niet naast elkaar, maar met elkaar moet de leus zijn, en niet alleen een leus, maar een waarheid die tot praktiese resultaten moét leiden. Uitstellen is beginnen te vergeten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 5