©TKOM NKLUKE.^
5TOOM UJA55CH ERU
DORDRECHT VRAAGT TARiEF
ONS ZEELAND
TWSIKI i ml opgericht
„l/LÜHli - AUG.BiER.EMf)
Afhaaldiensten te Goes, Zierikzee,
Middelburg, enz.
Bij het
schrijven op
advertentiën
wordt men
beleefd
verzocht
Ons Zeeland
te vermelden
IV.
Veertig jaar voetbal.
Was het dan onder dergelijke omstandigheden te ver
wonderen, dat bij zulke hartelooze opvattingen van de zijde
der clubs de spelers, omgekeerd, ook niets gevoelden voor de
vereeniging, die slechts uit eigenbelang de door haar bijeenge
brachte combinatie verzorgde, en dat deze spelers slechts de
kleuren dier vereeniging verdedigden, zoolang zij dit zelf ge-
noegelijk vonden, maar onmiddellijk verhuisden, indien zij elders
beter onder dak konden komen? Waar wij bij de clubs van den
ouden stempel solidariteitsgevoel, zelfverloochening en zedeijke
kracht aantroffen, zagen wij hier niets dan een plat egoïsme.
Hoe kon het trouwens anders? Spelers, die uit alle oorden des
lands waren saamgebracht, elkander nauwelijks en de niet-spc-
lende leden hunne nieuwe club in het geheel niet kennende,
konden niets gevoelen nóch voor de vereeniging als zoodanig,
nóch voor elkander. Hunne combinatie vertegenwoordigde niets,
geen enkel beginsel of gevoelen en de naam hunner club kon
geen strijdleuze zijn, waarachter een ideaal schuil ging. Lukte
het zoo'n combinatie, een kampioenschap te veroveren, dan
bewees zij geen suprematie van een kring, een school of een
stad, maar uitsluitend, dat haar bestuur beter dan dat van een
harer zusteren de kunst verstond, de beste spelers aan zich te
verbinden.
Wat eindelijk betreft de leden der „gemoderniseerde" ver
eeniging, we kunnen er niet anders van getuigen, dan dat zij, in
plaats zelve voor de glorie hunner club te strijden, er den voor
keur aan gaven, dit door anderen te laten doen. Zij bewonder
den en verheerlijkten, te pas of te onpas, de heldenfeiten van
spelers, die zij ternauwernood kenden, met een in de plaats van
gezonde clubliefde getreden chauvinisme. Hunne ijdele opwin
ding was moeilijk te doorgronden, maar hen te hooren zich ver-
hoovaardigen op wat anderen in hun naam verrichtten, was tocli
niets minder dan belachelijk. Intusschen leed het geen twijfel,
Jat zij, zeiven vreemd aan een gezond gevoel van cluibliefde,
door het verheerlijken der egoïsten, die zij hun spelers noemden,
onberekenbaar kwaad stichtten.
In de clubs was het te billijken, dat zij moeite deden, hunne
elftallen zoo sterk mogelijk te maken, ook al deden zij het met
tegenzin. De scherpe concurrentie kon hiertoe dwingen, want
in de afhankelijke positie, waarin zij dikwerf kwamen te staan
ten opzichte van het publiek, konden zij de risico van degra
datie niet loopen, sedert zij hun financieele huishouding geheel
naar de opbrengst der wedstrijden hadden opgezet.
Sterke vermindering der openbare belangstelling toch zou
gelijk staan met een bankroet en dit moest coüte que coüte
worden vermeden.
Evenzeer als het te billijken was in de clubs, dat zij trachtten
spelers te „lijmen", evenzeer viel het te misprijzen in de spelers,
zich te laten „lijmen". Dat een speler, die zoo vèr verhuisde,
dat 't hem onmogelijk is, voor zijn oude club te blijven spelen zich
aansloot bij de club zijner nieuwe woonplaats, was niet meer dan
natuurlijk. Het in die dagen geldend verwijt trof dan ook slechts
de echte overloopers, een ras, dat voortdurend toenam, omdat
de nieuwe richting allengs meer veld won. De ontwikkeling van
het hooggeroemde solidariteitsgevoel, dat aanvankelijk werd
aangemerkt als een vrucht van voetbal-beoefening, kreeg op
deze wijze een geduchte knak. Het overloopen ging behooren
tot d.en goeden toon en kosmopolitisme ging langzamerhand de
plaats innemen van clubliefde, met gevolg, dat het voetbalspel
een factor van opvoedende kracht armer werd.
Mogelijk ziet men eene inconsequentie in de verklaring, dat
men het den clubs niet, maar den spelers wèl kwalijk nam zich
over te geven aan die z.g. lijmpraktijken, doch het gold uit
sluitend eene verontschuldiging met betrekking tot de clubs, die
dikwijls door den nood gedwongen werden, maar wier handelin
gen waren te betreuren. Indien de spelers slechts unaniem had
den geweigerd, dan zouden de vereenigingen weer voor zich-
zelven zijn gaan zorgen en zouden zij, door behoorlijke contri
butie-regeling en vermindering van luxe, zich financieel zeker
der hebben gesteld tegen .eventueele tegenslagen.
Wij hebben wat lang stil gestaan bij het kenschetsen der
tweede phase van voetbal n.l., die der clubliefde-verzaking
omdat dat kwaad nog heden ten dage voortwoekert en de
toestanden op dit gebied nog niet verbeterd zijn. De „struggle
for life", de groote rivaliteit en de eischen van het publiek, dit
alles is oorzaak geworden, dat de „goede, oude tijd heeft
moeten plaats maken voor deze „Sturm-und-Drang-periode
waarin clubliefde en clubtrouw onder den voet zijn geloopen
door het vernietigend werk der ronselaars. Herstel van dit
kwaad is uitgesloten; daarvoor heeft het denkbeeld, dat voetbal
clubs zijn te vergelijken met kleine maatschappijtjes of finan
cieele instellingen, reeds te diep postgevat in de kringen der
voetbalgemeenschap. Het zou intusschen onbillijk zijn om niet
te erkennen, dat de richting, waarin het georganiseerde voetbal
door de tijdseischen is gedwongen, ook hare goede zijde heeft
gehad. Men zie slechts de fraaie terreinen, de tribunes, de
kleedlokalen en verdere accomodatie voor spelers en publiek,
waarover vele vereenigingen beschikken. En men bedenke
slechts, hoe enorm de sociale waarde van voetbal in den loop der
veertig jongste jaren is toegenomen. We kunnen nu eenmaal
niet meer terug naar die prettige tijden, toen elke voetbalclub
een vriendenkring beteekende en men het spel louter aanvaard
de als sport. We kunnen niet meer terug naar dat eenzame
stukje land, waarop twee palen, onderling door een lint ver
bonden, een bal en een groep stevige jongens voldoende waren
om enkele uren te genieten van werkelijke sport, van beoefe
ning van het spel om het spel en niet als krachtmeting. En we
kunnen niet meer terug naar die primitieve periode, waarin het
voetbalspel in de onschuldige kinderschoenen stond.
Ons geheele maatschappelijke leven is ingesteld op concur
rentie, op gejaagdheid en op eerzucht. De jacht naar hooger,
naar vooruitgang en naar onderscheiding beheerscht ons geheele
doen en laten en is dus niet vreemd gebleven aan de evolutien
der sport.
En omdat we dit hebben te aanvaarden, moeten we ons be
palen tot een terugblik, die in het verre verschiet nog even het
zuiver sportieve karakter van voetbal ontsluiert, maar dan een
sterke ontwikkeling aantoont, waarin de geest der sportiviteit
verwaasde en waarin de zucht naar behoud aan sporteer de
eerste plaats heeft ontnomen.
Veertig jaar voetbal! Wat is er in die veertig jaren veel ver
anderd! En welk een enorme vlucht heeft de Nederlandsche
Voetbalbond genomen in die viermaal tien jaren, waarin hij
zich van een klein lichaam heeft ontwikkeld tot den grootsten
den populairsten en wellicht den rijksten sportbond van Neder
land. Bij dit feit willen wij toch nog even stilstaan. En bij dit
feit willen wij u nog even herinneren aan de getallen, die wij
onlangs in een onzer artikelen noemden nopens den omvang der
organisatie, haar ledental, haar aantal vereenigingen en haar