DE TRUC. ONS ZEELAND 17 Adamson's hoed wordt gered, maar hoe Na een half jaar ging hij terug naar Amerika, met de belofte om terug te keeren en haar dan te trouwen. Hij geeft haar voldoende geld om een jaar goed te kunnen leven, zonder zorgen, zonder gebrek. Hij gaat ze is haast gek van wanhoop om zijn vertrek en hij keert niet weer. Zijn schip vergaat bij de Kana rische eilanden, September 1888. Hij en nog 88 anderen verdrinken. Zijn lijk wordt niet gevonden. Wie haar hebben gekend, zeggen, dat sinds het oogenblik, waarop zij den dood van haar geliefde vernam, zij heeft geleefd als een begijntje. Ze werd weer bloemenverkoop ster, weer trok zij door Parijs, het gevaarlijke Parijs, vol gevaren voor de schoone vrouw, die arm is.... Geen man heeft ooit den druk van haar arm gevoeld, geen wcord van liefde kwam ooit over haar lippen. Ze keerde, wel is waar terug naar de omgeving, waarin ze eens had geleefd, doch ze daalde niet af van de hooge sfeer van haar gevoelsleven en uit den hemel van haar reinheid en on schuld. Den geliefde heeft zij nooit vergeten en de eerbied, die hij eens voor haar aan den dag had gelegd, nam ze nu ook voor zichzelf in acht. Dat is veertig jaar geleden, beste vriend, ze is oud geworden, al hebben haar trekken nog iets van de schoonheid van voorheen behouden. Ze heeft met groote heldhaftigheid volgehouden, vooral in den oorlog, toen men niet dacht aan het koopen van bloemen. Ook toen ze nog een meisje van twintig, vijf en twintig jaar was, heeft ze bittere armoede gekend, doch nooit vergat ze de liefde voor dien eene, een liefde, die voor haar heele leven beslissend was. Buranti scheen met zijn verhaal ten einde, doch vóór ik iets kon zeggen, vroeg hij: Waarschijnlijk vindt je de geschiedenis alledaagsch Het is best mogelijk, we worden in onze dagen wat afge stompt om naar juiste waarde de houding van die vrouw te kunnen waardeeren, die misschien een voorbeeld zou kunnen zijn voor vele vrouwen, die het vaak, met de liefde, op een accoordje gooien. (Naar het Fransch, van Antonin Salvan). Toen Albert Delplanque besloot een huisje te koopen in Passy, droomde hij van een gezellig, genoeglijk tehuis. Hij was jarenlang ambtenaar geweest aan het Departement van Financiën, en zoowel zijn vrouw als hij hadden de zuinig heid betracht omdat zij, als hij werd gepensionneerd, zich niet bepaald behoefde te bekrimpen. Niets is ellendiger, dan op je ouden dag, na een leven van arbeid, verplicht te zijn, den buikriem wat dichter aan te halen, en eiken keer als ze bijv. het verlangen hadden naar den schouwburg, opéra of variété te gaan, dachten ze aan de toekomst en legden het geld, inplaats van het uit te geven voor vermaak, netjes op de spaarbank. Sparen is, gelukkig, altijd een goede eigen schap van den Franschen burger geweest en ook Albert Delplanque had zich aan den gulden regel gehouden, dat iedere bespaarde franc bijdraagt om het gebouw der toe komst op te bouwen. Toen hij het kleine huisje met het lieve tuintje voor had gekocht, het netjes had laten opver ven, was zijn genoegelijkheid groot, omdat die genoegelijk- heid met groote tevredenheid was vermengd. Tevredenheid over de rust, welke hem wachtte, ver van het woelige, ze nuwachtige leven van Parijs. Hij kende geen ander ideaal

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 15