UIT ZEELAND'S VERLEDEN.
ONS ZEELAND
5
door
D. A. DE STOPPELAAR.
Goes in 1572'74.
XVII.
De verzoening met den Koning brengt de ingewikkelde
godsdienstkwestie, die de onderhandelaars zoo angstvallig
vermeden hebben, weer op het tapijt. Men had pas een
oorlog achter den rug, die het land verteerde, de handel
vernietigde en 't volk tot wanhoop bracht. Zal nu de gulden
tijd aanbreken?
Een groot voordeel voor Oranje en de Zeeuwen sppuit
voort uit het achtste artikel der Gentsche pacificatie. In
die landen en steden, zoo zegt genoemd artikel, die onder
's prinsen bewind staan, zijn géén plakaten geldig, dan die
door hem en zijn raad zijn goedgekeurd.
Hierdoor hebben de Staten van Holland en Zeeland vrij
spel om in die gewesten alle vorderingen en schikkingen
te maken welke zij goedvinden, zonder dat de Algemeene
Staten of Philips er iets tegen kunnen doen. A)
Het eerste gebruik dat de Zeeuwsche Staten er van maken
is reeds verhaald, als zij den achtsten December van alle
uitgewekenen, krachtens de bevrediging in hun land en in
het bezit hunner goederen teruggekeerd, den bekenden eed
afvorderen.2) De Zeeuwsche Steden, nog niet onder Oranje's
stadhouderschap, voelen dat zij door den drang der om
standigheden weldra gedwongen zullen zijn, zich daaronder
te begeven; zij probeeren dan ook door bepaalde overeen
komsten het behoud hunner privilegies en hun R.K. gods
dienst te verzekeren. Die steden zijn Goes en Tholen; hun
magistraat is niet bijster geneigd zich onder de opperheer
schappij van den prins te begeven. Maar Oranje is door
gaans meester van het platteland. Daardoor kan hij beide
steden blokkeeren, toevoer en verkeer afsnijden, zoodat zij
op den duur gedwongen worden zich bij de nationale zaak
te voegen. Natuurlijk ontbreekt in die twee steden niet eene
partij, den Zwijger goedgunstig gezind, welke de plannen
in zijn hand werkt.3)
Bij het zevende artikel der bevrediging is bepaald, dat
steden, niet onder Oranje's bewind, niét eer daaronder
komen, totdat deze zich met de andere vereenigd hebben
en de prins hun de satisfactie geeft op de punten, waaronder
zij zich onder zijn bestuur benadeeld dachten te vinden,
hetzij wat betreft de uitoefening van hun godsdienst, hetzij
anderszins.
Aangaande dit artikel treden nu de steden met Oranje
in overleg om onder zijn stadhouderschap terug te keeren,
na alvorens van hem behoorlijk de satisfactie voldoe
ning - te hebben bekomen, omtrent godsdienst, beheer,
inlegering van soldaten, enz.
Uitgezonderd de ongestoorde uitoefening van den R. K.
godsdienst is er niets wat bovengenoemde steden nauwer
aan het hart ligt, dan om waarborgen te krijgen tegen al
te groots macht, door de Holl. Zeeuwsche Unie aan den
prins verleend; een macht, grooter, ooit door eenig stad
houder bezeten. Zij willen Oranje wel als hun stadhouder
erkennen, doch geenszins als Hoofd en Hoogste Overheid.
En dan, bij de unie is Willem de macht gegeven de magi
straat om te zetten; de steden Goes en Tholen ver
langen hun overoude privilegies te handhaven en de ma
gistraat krachtens oud recht te verkiezen. Bovendien, bij
de unie is het Calvinisme tot heerschenden godsdienst ge
komen en de Roomsch-Katholieke verboden. Beide steden,
op het punt staande bij satisfactie over te gaan, begeeren
handhaving van de aloude leer.
Heeft Oranje de macht gekregen om in de steden bezet
ting te leggen, de steden willen zonder hun toestemming
geen soldaten innemen; geen wonder ook, verschrikkelijk
hebben beide steden de laatste jaren van het ruwe krijgs
volk geleden. Is bij de unie den prins toegestaan om zonder
de toestemming van Heeren Staten gelden op te nemen, de
steden stellen bij satisfactie den eisch, niet verplicht te zijn,
de schulden reeds door Zeeland gemaakt, te deelen.
Gaan wij nu eenige jaren terug om de gebeurtenissen in
Goes en Zuid-Beveland nader gade te slaan. We hebben
reeds gezien, hoe Tseraerts aanval op de ganzenstad op
niets is uitgeloopen, hoe daar op zijn miskenning volgt,
zoodat hij tenslotte uit Zeeland moet verdwijnen. De prins,
overtuigd van 's mans onschuld, houdt hem echter de hand
boven t hoofd en benoemt hem tot gouverneur van Geer-
truidenberg. Daar is hij, door zijn eigen volk, dat hem immer
blijft wantrouwen van in verbinding met de Spanjaarden
te staan, bij een woordenwisseling doodgestoken. 5)
Nadat Tseraerts troepen het beleg van Goes hebben op
gebroken, is de eerste zorg der stadsoverheid, orde op de
ontredderde zaken te stellen. Veel burgers zijn, hetzij uit
vrees voor een langdurig beleg, hetzij wegens verstandhou
ding met den vijand, uitgeweken. Bij openbare afkondiging
worden zij verzocht terug te keeren, doch moeten een bewijs
meebrengen, dat zij zich tijdens hun afwezigheid onthouden
hebben van begunstiging der geuzenzaak. Want anders
worden zij gehouden voor vijanden van de openbare orde
en kunnen dientengevolge door den magistraat worden ge
straft. Inderdaad, velen hebben openlijk of bedekt Oranje
in die dagen gesteund en wacht hen bij terugkeer een zekere
veroordeeling. Voor hen springt de dijkgraaf der Breede
Watering, Jan Adriaanz. Blancx, in de bres, voorgevende,
dat zij uit dwang zich door de Geuzen hebben laten gebrui
ken, zoodat zij dus verdienen vergiffenis te krijgen. Niets
liever zou hij te dien einde een verzoekschrift indienen
namens den magistraat, dijkgraven en gezworenen van alle
Zuid-Bevelandsche polders; maar in de stad wil men van
zoo iets niet hooren. Blancx verwijt dan de Goesche regeer
ders van ongemotiveerde strengheid ten opzichte der uit
wijkelingen. Ten slotte is dan het verzoekschrift gedaan
uit naam van dijkgraaf en gezworenen der Breede Wate
ring, zooals kan worden opgemaakt uit brieven van pardon,
geteekend 16 November 1572 en gegeven op goedgunstig
advies van Mondragon.
De magistraat zoekt ondertusschen een uitweg, op welke
wijze zich te ontdoen van de overtollige bezetting nu het
beleg is opgeheven; vooral wat betreft de gewonde soldaten.
Mondragon wil de invalide manschappen zoo vlug moge
lijk van Zuid-Beveland doen weghalen, doch gouverneur1
Pacheco is van andere gevoelens. „Indien men de zieken
uit de stad haalt, zoo schrijft hij, „zal men ons valide
militairen hier laten. En wil men de zieken hebben, zoo
mag men ons allen halen, want wij zijn in dit moerasland
al te zamsn ziek."
Blancx raadt de regeering aan om te trachten Pacheco
door vriendelijkheid, desnoods door het geven van geschen
ken, tot hun zienswijze over te halen. Heeft men van hioo-
gerhand de belofte niet gegeven, dat de zieken te Antwer
pen op goed onthaal kunnen rekenen? Zoo zien wij tenslotte
de compagnieën van Romero en Gousman, welke de meeste
zieken hebben, de stad verlaten.
Aangezien men een nieuwen aanval vreest, wordt Goes
beveiligd en wel door herstelling en verbetering der vesting
werken en slechting der schansen en borstweringen door
den vijand opgeworpen. Aan alle burgers en ingezetenen
wordt verboden buiten de stad te overnachten. Om op dit