iVKON NKLUKE^
5TOOMUJA55CH ERÜ
nnini7« opgericht
,.1/ClËLl - AUG.BiERENS
DORDRECHT VRAAeTIARiEF
Afhaaldiensten te Goes, Zierikzee,
Middelburg, enz.
Bij het
schrijven op
advertentiën
wordt men
beleefd
verzocht
Ons Zeeland
te vermelden
Oud-Biervliet
door
ONS ZEELAND
laatste streng toezicht te kunnen uitoefenen is de Baljuw
gemachtigd te allen tijde huiszoekingen te verrichten. Streng
wordt o.a. toegezien, hoe niemand van Wolphaartsdijk, toen
nog een eiland en in handen der geuzen, in de stad komt
zonder voorzien te zijn van een paspoort.
Zwaar is Wolphaartsdijk in deze dagen door hen bezocht,
als we er de brieven van Blancx op naslaan, zien we dat
menige dijk doorstoken, menig huis vernield is, om nog niet
te spreken van de knevelarijen waaraan de bevolking bloot
staat. Geen wonder, dat het landvolk, van alles berooid,
naar de stad vlucht, waar men echter bezwaar maakt hen in
te laten, zonder nadere toestemming van Hertog Alva.
Ondertusschen wordt de overlast der Spaansche sol
daten met den dag drukkender; in 1574 laat de magistraat
eens begrooten hoeveel het krijgsvolk aan inwoners en dor
pelingen uit den omtrek wel gekost heeft, met de bedoeling,
dit te trachten te verhalen bij den Raad van Financiën in
Brussel. Ook de Z. Bevelandsche dorpen zetten zich aan
het rekenen, Uit een verzoekschrift om betaling blijkt dan,
dat de inwoners over de periode 28 Juli28 Sept. 74 eene
betaling verlangen van 30.704.
Een aanmerkelijk bedrag, doch wellicht nog te laag ge
raamd, als wij nagaan dat Kloetinge, aan onderhoud van
soldaten en contributies op last van Pacheco geheven, alleen
al 8000.vordert.
Ook moeten wij niet uit het oog verliezen de kies
keurigheid der vreemde soldaten, die met den kost
hunner gastheeren zich niet tevreden stellen; verschil
lende Z. Bevelanders, op den buiten wonend, worden ge
dwongen terwille van de soldaten in het dorp te gaan huizen,
hetgeen des te lastiger is, omdat heel wat woningen in 1572
door de heen en weer trekkende soldaten van beide par
tijen, in asch zijn gelegd. Vooral te Kloetinge is, om een
hedendaagsche term te gebruiken, de woningnood enorm.
De overlast, den ingezetenen aangedaan, is zóó geweldig,
dat velen er over denken met vrouw en kinderen een goed
heenkomen naar elders te zoeken.
Wat Tholen betreft, daar is de toestand al even erg; ook
hier is de bevolking door de Spaansche soldaten tot de
uiterste wanhoop gebracht. Een smeekschrift in 1573 tot
Alva gericht, toont ons zulks. Hierin verklaren zij, „dat het
hun geheel onmogelijk is nog langer den gevergden dienst
aan Zijne Majesteit te volbrengen." Niettemin, om alles te
doen wat in hun vermogen is, verzoeken zij Z. M. binnen
Tholen en de andere plaatsen op het eiland, een commis
saris te zenden, die al hun roerende goederen zal opschrij
ven. Zij nemen er genoegen mee, indien deze in het open
baar verkocht worden, uitgezonderd hetgeen noodig is tot
onderhoud der soldaten. Van de opbrengst kan men deze
dan beter betalen in de hoop ontslagen te zijn van hun ver
dere rooverijen.
Dit is dus een formeele poging tot afkooping der soldaten-
overlast; Spaansche militairen van rang en naam ontzien
zich evenmin om van dergelijke toestanden te profiteeren.
Zoo laat kapitein Francisco Calderon zich in tegenwoordig
heid van gouverneur Pacheco honderdvijftig daalders door
den magistraat uitbetalen, belovende de Spaansche soldaten
„zooveel mogelijk" in toom te houden. Natuurlijk dringen
de klachten van de onderdrukte bevolking door tot bet hof
te Madrid. Maatregelen tot verlichting voor de trouw ge-
blevenen in het uitzicht gesteld, worden echter slecht of in
het geheel niet ten uitvoer gebracht.
De schatkist der Spaansche monarchie lijdt aan chroni
sche bloedarmoede, hoeveel ook door de Nederlanden werd
opgebracht. Daaruit volgt weer, dat de koninklijke ambte
naren in veel gevallen voor zichzelf moeten zorgen en dus
op hun beurt om in het leven te blijven zooveel rooven en
plunderen als zij maar kunnen, Geen wonder, dat de opge
brachte gelden onder zulke omstandigheden niet in de juiste
handen komen. En hertog Alva, de trouwe dienaar van
koning Philips, zelf berooid geworden in deze landen, ziet
geen kans aan dit kwaad paal en perk te stellen.7)
(Wordt vervolgd).
Kluit: Gesch. Ned. Staatsregeling, Dl I, bl. 143. Dr.
W. J. F. Nuijens: Gesch. Nted. Beroerten III st. Dl I, bl. 55
Zie „Ons Zeeland" no. 45.
3) Nuyens III Dl I, bl. 59.
4) L. P. van den Spieghel: Hist, der satisfactie van Goes,
bl. 237. Te Water: Kort verhaal der Reformatie in Zee
land, bl, 154.
5) Bor: Hist. Ned. Oorl. Dl I, bl. 377; Hooft: Ned. Hist,
bl. 288.
Res. der stad Goes, fol. 11 e.v.
- 7) Dr. H. Brugmans, Opkomst en Bloei van Amsterdam,
bl. 49.
JAN VERMEER.
Met verscheidene andere plaatsen in Zeeland heeft Bier
vliet dit gemeen, dat het in de plaats getreden is van een
ouder dorp of stad, in de onmiddellijke nabijheid gelegen,
dat door de zee verzwolgen werd. Wie thans het eenvoudige
dorp met zijn verstrooide huizen en zijn eerst uit de tweede
helft der zeventiende eeuw dagteekenende kerk bezoekt,
een weinig ten westen van waar vroeger de Braakman de
natuurlijke grens vormde tusschen het oostelijk en westelijk
deel van Zeeuwsch-Vlaanderen, zal zich bezwaarlijk kun
nen indenken, dat Biervliet in de middeleeuwen een zeer
welvarende en alom bekende havenstad is geweest, wier
naam op menige bladzijde der geschiedenis gevonden wordt.
De historische gebeurtenissen, die ons Biervliet in de herin
nering roepen, te verbinden aan de tegenwoordige plaats
van dien naam, ware dan ook onjuist: zij hebben betrekking
op het oudere Biervliet, dat sinds eeuwen spoorloos ver
dwenen is.
Biervliet ontleent haar naam wellicht aan een der zee
armen, de Beverna, later het Jonkvrouwengat geheeten, die
het omgaf; de naam van dit water wordt reeds vermeld in
een charter van 984. Oorspronkelijk was het een eilandje,
wegens zijn gunstige ligging voor zeevaart en handel scheen
dit een aangewezen plaats tot het vestigen van een neder
zetting. Zoo ontstond, het is niet bekend wanneer, het oude
Biervliet, dat in 1075 bij de grensbepaling van het bisdom
Utrecht, waaronder het ressorteerde, als Bierfletum voor
komt. Het wereldlijk gebied van de plaats kwam den graven
van Vlaanderen toe, die haar voor en na met privileges
begiftigden. In 1183 schonk graaf Philips van den Elzas, in
tegenwoordigheid der schepenen van Gent, vrijdom van
tollen door Vlaanderen aan zijn burgers te Biervliet, en ver
klaarde hen tevens niet onderworpen te zijn aan de bepalin
gen der Hanze. Biervliet was toen reeds een der 28 besloten
steden van het rijke Vlaanderen, en voorzien van een sterk
kasteel, waar de graven zich van tijd tot tijd in ophielden.
Enkele jaren later, omstreeks 1183, liet Philips van den
Elzas te Biervliet vijf-en-tachtig Fransche en andere edel-