S lebS. AU<USt"S H88 bi"»° ONS ZEELAND teoSen TZetref-^Zer Stad mee ter huistocht z"n ge" trokken, is natuurlijk met onmogelijk. 7 lieden ter dood brengen, omdat zij zijn bruid Mathilda van Portugal op de reis van haar vaderland naar Vlaanderen op zee hadden willen oplichten met verbreking van den gesloten vrede, In de twaalfde en dertiende eeuw was Biervliet een belangrijke handelsstad.Een viertal poorten gaven toe gang tot haar straten en pleinen, waaraan zich menig aan zienlijk gesticht verhief. De stad bezat twee parochiekerken waarvan de eene aan de Heilige Maagd, de andere aan St. Nicolaas gewijd was. Er waren minstens drie kloosters; het huis van de H. Elisabeth, het klooster van de H. Maria Magdalena, en het klooster der Guilielmiten; het laatstge noemde lag buiten de wallen. Verder vond men er een gasthuis en een schuttershof. In 1241 wordt de Biervlietsche kermis de meest bezochte in den omtrek genoemd. In 1258 beschenkt gravin Marga- retha van Vlaanderen de stad met keuren, en later met haar zoogenaamd groot-privilege aangaande den vrijdom van het zout. De gunstige ligging maakte haar voor samenkom sten en samensprekingen van allerlei aard geschikt; zoo vergaderden hier in 1284 al de geestelijken der Vier Am bachten, om hun bedreigde belangen met elkaar te bespre ken. In 1290 kwam graaf Floris V, steunend op het vorste lijk woord van hertog Jan I van Brabant, zijn zwager, naar Biervliet, om er een samenspreking te hebben met zijn schoonvader, graaf Guy van Dampierre; deze liet Floris V echter gevangen zetten, en dwong hem een nadeelig ver drag en een groot losgeld af, dat nooit betaald werd. In 1300 werd te Biervliet het verdrag gesloten tusschen graaf Jan II en Jan van Renesse, het hoofd der opstandige Zeeuw- sche edelen; Biervliet werd bij die gelegenheid aangewezen als de plaats waar de gijzelaars moesten verblijven, gesteld tot verzekering van deze overeenkomst. In het begin der veertiende eeuw vond Willem Beukelsz. hier het haringkaken uit, tengevolge waarvan de haringvis- scherij, een der voornaamste bronnen van bestaan voor de bevolking, een grooten vlucht nam. De visschers van Bier vliet waren in die dagen overal bekend, en wat minder eervol is dikwijls als zeeschuimers gevreesd. 1338, het eerste jaar van den Honderdjarigen oorlog, werd Biervliet voor de eerste maal ingenomen. Na de ne derlaag van Kadzand waren de Leliaerts, de Franschgezinde Vlamingen, naar het kasteel van Biervliet geweken, dat zijn landsheer getrouw gebleven was. 22 April monsterde Jacob van Artevelde zijn troepen op het Kouter te Gent, en trok vervolgens met deze en een aantal belegeringswerktuigen tegen Biervliet op, dat zich weldra moest overgeven. Een halve eeuw later, in April 1384, waren het weer de Gente naren, die de stad met eenige gewapende vaartuigen tracht ten in te nemen; ditmaal werden ze echter afgeslagen. Het volgend jaar hernieuwden ze, ditmaal door Engelsche troe pen ondersteund, hun pogingen, maar de bezetting, onder bevel van den burchtvoogd Hasa, versterkt door Holland sche en Zeeuwsche hulptroepen onder Willem van Ooster- vant, den zoon van hertog Albrecht van Beieren, weerde zich zoo dapper, dat de aanvallers met verliezen moesten aftrekken. Het was te Biervliet, dat Jan van Beijeren, bisschon van jS."1 \4U Thet verdrag teekende, waarbij hij aan zijn jeugdige nicht Jacoba toestemming gaf tot het huwelijk met hertog Jan IV van Brabant. In 1451 beproefden de Gentenaren wederom tevergeefs Biervliet m te nemen Kort daarop schaarde de stad zich zich Mai48R0tZ1' J- Vlaamsche steden- en zoo had zij vin n ,^erdedl^en te£en aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, die naar men zegt met een leger v&n wel twaalfduizend man voor haar wallen verscheen, maar weldra de belegering moest opgeven. De Biervlieters volgden met gewapende roeischuiten de wijkende schepen, en namen er drie, waarop zich een aantal edelen en DuÉsche soldaten Een vijand, waartegen de rijke koopstad zich echter op den duur niet verdedigen kon, was de zee. Voortdurend heeft Biervliet van overstroomingen te lijden gehad; zoo door den stormvloed van 16 November 1377, toen de dijken bij Biervliet bezweken, en 't Landt te Biervliet, ende zeventien dorpen, o wach! Ende die Piete liepen in nae Sinte Maertens dach, bij welke gelegenheid de zeeboezem van den Braakman ont stond; zoo ook door de overstroomingen van 1404, 1440, 1470 en den Allerheiligenvloed van 1570. Na dezen laatstem vloed was er buiten de muren van Biervliet bijna geen land meer over. Het oude kasteel, aan de oostzijde van de stad gelegen, was bijna geheel door de wateren verzwolgen; slechts een der zware torens stond nog overeind en werd als gevangentoren gebruikt. De bevolking had elders een veiliger woonplaats gezocht; na het doorsteken der dijken in 1583 bestond ze uit niet meer dan achttien of twintig gezinnen. Reeds in April 1572 hadden de Watergeuzen van Vlissingen uit zich meester gemaakt van de vervallen stad, die sindsdien, ook toen Parma geheel Zeeuwsch-Vlaanderen veroverde, aan de zijde der Staten en onder het bestuur van de Gecommitteerde Raden van Zeeland, het zooge naamde Committimus, bleef. Toen de stad in 1589 door de Spanjaarden, vooral uit Bochoute, ernstig bedreigd werd, besloten de' Staten dit punt, dat uit strategisch oogpunt van belang was, te versterken. Het oude Biervliet was echter te uitgebreid, om het geheel met bolwerken te kunnen voor zien; ook was de stad in dezen tijd zoo vervallen, dat om streeks 1580 reeds vergund was geworden om de inkomsten der verlaten kerken tot onderhoud der dijken te gebruiken. Om deze redenen werd, een weinig ten noordwesten van de stad, een fort aangelegd. Reeds in Maart 1590 hadden de Staten van Zeeland er bij Hunne Hoogmogenden op aan gedrongen, om deze vestingwerken, naar het plan van Prins Maurits, ten uitvoer te laten brengen. Het zou echter 1603 worden, eer Gecommitteerde Raden van Zeeland aan de Zeeuwsche Staten konden berichten, dat zij het nu eindelijk voltooide fort, dat in den vorm van een regelmatigen vijf hoek was gebouwd, met twee en een halve kompagnie krijgs volk bezet hadden. Uit dit fort is het tegenwoordige Biervliet ontstaan. Het oude Biervliet, eenmaal een der bloeiendste plaatsen van Vlaanderen; rijk en aanzienlijk door handel en zeevaart, door haringvisscherij en zoutnering, was weldra spoorloos verdwenen. Wanneer Petrus Hondius in het begin der zeven tiende eeuw de voormalige stad bezoekt, treft hij er niet meer dan een tien- of twaalftal schamele hutten aan. En wandelend over de puinhoopen der eenmaal zoo welvarende stad, denkt de predikant van Terneuzen aan de wissel valligheid van al het aardsche en de lotwisselingen, die menschen en steden gelijkelijk te beurt vallen: Groote steden die vergaen; Cleyne comen weder aen; Naer des Heeren milden seghen Is verlooren off vercregen: En de gheen, die u bekijcken Nu van verren t' uwer spijt, Moghen oock eens soo beswijcken Als ghij nu besweken zij t. m Bj' /c1 V3n oude geschi&dschrijvers vindt men ver meid, dat burgers van Biervliet tijdens den vierden kruis tocht, op 6 Juli 1203, het eerst de banier van Vlaanderen op de muren van Constantinopel hebben geplant. Om deze reden zou in het wapen van Biervliet het wapen dér bele gerde stad voorkomen. Voor deze overlevering bestaat echter geen grond; het wapen van Biervliet is slechts een wijziging van dat van Boudewijn, graaf van Vlaanderen na f8 jyetr°Verl|!f van Constantinopel tot keizer uitgeroepen. Dat m het gevolg van dezen vorst, die Biervliet vele voorrechten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 5