Hoe men lacht Zij (na de twist met haar verloofde)„Stuur me al m'n brieven maar terug." Hij (uitgever): „H'm sloot je postzegels voor ant woord in?" Inbreker: „En nu zeg op waar heb je je geld ge borgen?" Meneer (slaperig): „Wel, lieveling, herinner je 't je niet meer? Je kwam me juist voor 't kantoor tegen en toen heb jij 't onder je berusting genomen." De mogelijke nieuwe keukenmeid: „En hoe lang heeft uw vorige dienstbode 't bij u uitgehouden?" De bedelaar: „Ik ga uit bedelen meneer." De artiest: „Wacht even, dan ga ik met je mee." Stem uit den boom: „Doe dan toch iets, roep dat vervloek te beest toch weg." De toeschouwer: „Dat zou ik wel willen doen, maar ik weet niet hoe-ie heet."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1929 | | pagina 20