Trage0® het WILLY VAN MOOK 832 VRIJDAG 3 JANUARI 1930 No. 42 De zomer was gekomen en voor Frans Tielaarts brak eindelijk de blije periode dervacantie aan. Hij ontvluchtte de woelige drukte der groote stad om voor eenige.weken de weldoende rust te gaan genieten van het vredige leven zijner ge boorteplaats. Hij zag er zijn ouders, zijn vrienden en kennissen weer en hij zag er de dingen, die hem dierbaar waren de Kempische hei met de geheim zinnigheid harer mastbosschen, de poovere glorie der bremstruiken, de schamele weelde van het Kempenland, dat vol schoonheid van teeren een voud is. Eiken dag genoot hij er van een verre wandeling in de omstreken hij kende er de lig gingvan iedere baan, tot diep in de heide, waar de zandwegen verscholen liggen onder bramen en struweelen. Maar op een avond, toen de zon in 't Westen daalde, en hij, moe gedoold, huiswaarts wilde keeren, ontdekte hij, aan den zoom van den bosch- rand, een verloren hoekje. Aan het einde van een sparrenlaan, uit een groene omgeving van wuivende abeelen, dook een witte huizinge op. De oude popu lieren stonden er in een cirkel omheen en tusschen de hooge stammen bogen zich knoestige wilgen, wier spichtige takken zich baadden in een kleine gracht. Over het water, waarin de ondergaande zon een rossen weerglans wierp, schoven majestu- BB Sieuioe proeoen met een rakettenmagen. Max Valier, de bekende Duitsche uitvinder, heeft dezer da/ten een uitstekend ge slaagden proeftocht gehouden op de Berlijnsche Avus met zijn nieuw geconstrueerden Kaketten-auto, waarbij hij geen gebruik maakte van kruit als aandrijvingskracht, maar van koolzuur. De Duitsche geleerde vóór zij restart gekiekt euze zwanen, statig en trots; de groote waterdroppels, die tusschen het smetloos wit hunner veeren- pracht te parelen hingen, verpinkten onder de late stralen van den zonne brand tot barstende lichtkarbonkels. Het onbekende huis was voor Frans een wondere verschijning, de stille pracht der vreedzame omgeving imponeerde hem, de geheimnisvolle rust trok hem aan. Half verscholen achter een der over-het-water-hellende knotwilgen bespiedde hij de villa, die hem een doodenhuis toeleek, waarvan de ramen behangen waren met lijk- gewaden van zware kanten gordijnen. Het rijke kantwerk riep bij 'hem herinneringen op aan de streek, waar hij zijn brood verdiende.teere vrou wenhanden, die het fijne draden- rag ontwarden en tot een kunstge wrocht schiepen van witte bloemen weelde, Brusselsche kant.... Daar voor hem, achter de groene venster ruiten, op de gele gordijnvelden, bloeide die weelde open; tusschen een uitheemsche bloemenpracht van cactussen, melatti's, camelia's, mimosa's en breed uitslaande sanga- en lotusbloemen, wron gen inheemsche tulpen, chry santen, rhododendrons, seringen en hyacinten. De stervende zonnestralen, die de ruiten in een wilden gloed dompelden Van paars, rood, geel en violet, kleurden de gor dijnen met een vreemden glans en riepen de kantfiguren ten leven. Hunne pracht scheen zich te vereenen met de goud bloemen, de roode rozen, de wilde papavers en de witte leliën, die de perken vóór de villa sierden met tinten van parelmoer en goud. Het was, als stond Frans voor een onmetelijk schilderdoek, waarop een meesterhand mach tige figuren schiep in vreemde kleurschakeeringen, statig ge boomte, spiegelend water, dartel zonnespel, bloemenweelde en een achtergrond van witte muren, het sombere huis dat stil-was als een doodentombe Wijl hij het huis verlaten waande, ging Frans over het steenen bruggetje om van nabij de bloemen gade te kunnen slaan, die onder het vallend avondduister hun kelken sloten. En terwijl hij daar zoo te mij meren stond, zag hij plotseling een vreemde verschijning. Aan een der ramen van het witte huis werden de gordijnen weg geschoven en vertoonde zich de- gestalte van een jong meisje. Haar oogen waren zonder eenige uitdrukking, het was, alsof een tranenvloed er In verstorven Gloria Smanson d? AmerikMMrte filmster, kwam op het aardige denkbeeld om lezen, schrijven enz. zich liiwuiioviiv 111 Hl O lv I II Wdlll u 2|eJ» £aar de al'eree,;s,e beginselen van .„c, acnr.jven enz. zien eigen maakte, met een bezoek te vereeren. Hier ziet men haar voor de plaats zte be7e,,e' ,oen ze klein meisje was, met een boek in de hand, haar eerste lessen repeteerende, natuurlijk tot groote verbazing van de kleuters die thans in haar klasse het onderricht ontvangen. was en nu een raadselachtig licht uitschitterde met kouden glans, als de flonkering van saffieren. Haar lippen, saamgetrokken tot een vreesachtigen glimlach, vormden een bloedroode streep in het wit van haar bleek gelaat, dat scherp afstak bij het diepe zwart van haar golvende haren. Zooals zij daar stond/ geheel in 't zwart gekleed, achter het raam in de vensternis, waarin de weerkaatsing der kwijnende zon haar omgaf met een aureool van goud, scheen zij een' beeld uit marmer ge houwen, omhangen met een rouwgewaad. Een oogenblik stond Frans als aan den grond genageld; doch spoedig herstelde hij zich, ont blootte het hoofd tot een eerbiedigen groet en ging beschaamd heen. Maar het geheim van het witte huis bleef hem bij. Frans voelde zich aangetrokken tot het jonge meisje, dat hem zoo wonderlijk verschenen was en onwillekeurig stelde hij zich de vraag, wat daarvan de reden mocht zijn. Liefde was hem tot nog toe vreemd geweest, hij had er nooit aan geloofd: ,,een weekhartig gevoel," spotte hij, goede materie voor poëzie, voedende kracht voor inspiratie"., maar toch moest hij er rekening mee houden. Liefde! Hij zag haar verheerlijkt in de meester-, werken van schrijvers, dichters en componisten, vereeuwigd door de penseelen van beroemde schilders, en tot onvergankelijkheid gebeiteld in de marmeren (cunstgewrochten van vermaarde beeldhouwers. Èn peinzend over deze dingen, ging zijn twijfel omtrent het bestaan der geestelijke kracht, die Frans schamperend „liefde" noemde, te zieltogen in de vreemde gewaarwording, die bij het witte huis over hem gekomen was Thuis gekomen sprak hij met niemand over zijn wedervaren. Wakend droomde hij van de myste rieuze villa. In zijn verbeelding schiep hij het oude gebouw tot het huis zijner idealen, dat zich hooger scheen op te heffen in de donkere lucht, boven de heide, boven de stilte van den vredigen Kem- pengrond. En hij zag haar, de wondere verschij ning, met het bleek gelaat en de saffieren-oogen, vanuit de vensternis harer doodentombe te voor schijn komen, en door het land dèr stilte gaan, door het land der slapende tuinen, waar de bloe- DOOR

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1930 | | pagina 12